Juridische publicaties

Uitbreiding van het spreekrecht voor slachtoffers: zegen of vloek?

  • Interessant
  • 16 minuten (3209 woorden)

Door Eline de Jonge

Op 1 juli 2016 is een nieuwe wet ingegaan die het reeds bestaande spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden in de rechtszaal uitbreidt. Voorheen mochten het slachtoffer en de nabestaanden zich alleen uitlaten over de gevolgen die het strafbare feit bij hen teweeg heeft gebracht. Deze beperking is inmiddels opgeheven. Dat geeft slachtoffers de mogelijkheid om zich uit te laten over bijvoorbeeld de schuld van de verdachte, de bewezenverklaring, eventuele strafuitsluitingsgronden en de strafmaat. Waarom vond men deze uitbreiding nodig? En welke gevolgen brengt zij mogelijk teweeg voor zowel het slachtoffer als de verdachte?

Grotere rol voor het slachtoffer in het strafproces
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor de rol van het slachtoffer in het strafproces. Zo is het sinds 1 mei 2004 mogelijk om een schriftelijke slachtofferverklaring op te stellen, die in het strafdossier wordt gevoegd.1 Ook deze schriftelijke slachtofferverklaring is beperkt tot de gevolgen die het delict voor het slachtoffer heeft gehad. In 2005 is het spreekrecht voor slachtoffers of hun nabestaanden tot stand gekomen.2 In 2011 is een aparte titel opgenomen in het Wetboek van Strafvordering (Sv), waarin de rechten van slachtoffers in het strafproces zijn neergelegd.3 Tot slot is in 2012 de kring van spreekgerechtigden uitgebreid.4 Deze grotere rol voor het slachtoffer in het strafproces is ook terug te zien in de doeleinden die beoogd worden bij het opleggen van een straf. Oorspronkelijk werden vergelding, generale preventie en speciale preventie als strafdoelen genoemd. Inmiddels is daar een vierde strafdoel bijgekomen: genoegdoening aan het slachtoffer van een strafbaar feit.5

Behoefte aan uitbreiding        
Uit onderzoek is gebleken dat bij slachtoffers behoefte bestond aan uitbreiding van het destijds geldende spreekrecht.6 Slachtoffers gaven namelijk aan dat ze tevredener zouden zijn geweest als ze zich uit hadden kunnen laten over de hoogte van de straf en de toedracht of het verloop van het misdrijf en als ze meer invloed hadden gehad op de uitkomst van de zaak. Bovendien heeft een aantal slachtoffers door de beperking de keuze gemaakt om af te zien van het spreekrecht.7

 In het onderzoek komt ook naar voren dat bijna alle slachtoffers zich al hadden uitgelaten over zaken anders dan de gevolgen van het misdrijf wanneer ze gebruik maakten van het spreekrecht. Dit was echter volgens de oude bepaling van art. 51e Sv niet toegestaan. Achteraf bleek uit interviews dat de slachtoffers zich niet bewust waren van deze overschrijding van de grenzen van het spreekrecht.8 Hieruit zou de conclusie getrokken kunnen worden dat de slachtoffers, mogelijk onbewust, toch de behoefte hadden om zich uit te laten over meer zaken dan de wet op dat moment toeliet. De rechter greep in deze gevallen van overschrijding zelden in en gaf daarmee het slachtoffer meer ruimte dan de wet deed.9 Nu het wetsvoorstel in werking is getreden, sluit men beter aan bij de reeds bestaande praktijk.

Het risico voor secundaire victimisatie   
Een angst die blijkt uit onder andere de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is het gevaar voor secundaire victimisatie.10 Secundaire victimisatie is te omschrijven als ‘verergering van het leed of de schade van het slachtoffer door het strafproces’.11

Onder het oude spreekrecht bleek al dat er nauwelijks reden was om ons hier zorgen over te maken.12 Sprekers worden namelijk zelden opgeroepen als getuige, onder andere omdat de verklaring van het slachtoffer formeel niet van invloed is op de beslissing van de rechter. Deze verklaring telt immers niet mee in de bewijsvoering en bij zijn vonnis hoeft de rechter er geen rekening mee te houden. Indien de rechter afwijkt van de verklaring van het slachtoffer, hoeft hij dit dus niet te motiveren. Indien het slachtoffer een belastende verklaring aflegt, zal hij echter wel beëdigd moeten worden als getuige en kan hij worden tegengesproken en onderbroken. Een belastende verklaring kan gebruikt worden als bewijsmiddel om tot een bewezenverklaring van het strafbare feit te komen. Het verhoor als getuige wordt in het algemeen gezien als risicofactor voor secundaire victimisatie.13

Wijers en De Boer hebben literatuuronderzoek gedaan naar factoren die te maken hebben met secundaire victimisatie. Hieruit volgt dat het risico op secundaire victimisatie kleiner wordt bij een gevoel van procedurele rechtvaardigheid, correcte bejegening of interactionele rechtvaardigheid, participatie en procescontrole, tevredenheid over de uitkomst van het proces, een goede informatieverschaffing, de aanwezigheid van juridische en psychologische bijstand, veiligheid, een steunende sociale context en een korte duur van het strafproces.14

De uitbreiding van het spreekrecht heeft gevolgen voor enkele bovenstaande factoren. Zo neemt de participatie van het slachtoffer toe. Of er bijkomende negatieve effecten zijn, hangt sterk af van de manier waarop aan het nieuwe spreekrecht vorm wordt gegeven. Zo is het van belang dat de informatieverschaffing jegens het slachtoffer goed blijft en het slachtoffer duidelijk voor ogen krijgt wat zijn positie is in het strafproces.

Een voorbeeld: stel dat het slachtoffer van zware mishandeling zich uitlaat over de strafmaat en motiveert waarom de verdachte een gevangenisstraf van tien jaren opgelegd moet krijgen. De rechter is echter gebonden aan de wet en kan maximaal een gevangenisstraf van acht jaren opleggen. Bovendien zijn er vele andere factoren waar de rechter rekening mee moet houden dan enkel de verklaring van het slachtoffer, waardoor hij mogelijk tot een nog lagere straf komt. Door het opleggen van een lagere straf dan het slachtoffer graag zou willen, kan het slachtoffer het gevoel krijgen dat niet naar hem geluisterd wordt. Dit is negatief voor de tevredenheid over de uitkomst van het strafproces; een van de factoren die van invloed zijn op het risico voor secundaire victimisatie. Indien het slachtoffer van tevoren uitgelegd heeft gekregen dat de rechter het advies mogelijk niet op zal volgen en waarom dat het geval is, kan dit ervoor zorgen dat de ‘klap’ van een lichtere strafmaat minder hard aankomt.

Naar eventuele gevolgen van uitbreiding van het spreekrecht met betrekking tot secundaire victimisatie is tot nu toe nog weinig of geen (empirisch) onderzoek gedaan. Duidelijk is in ieder geval dat alle drie de procespartijen een belangrijke rol kunnen spelen bij het verkleinen van de kans op secundaire victimisatie.

De rol van de officier van justitie bij het voorkomen van secundaire victimisatie
Wettelijk is vastgelegd dat de officier van justitie zorg draagt voor correcte bejegening van het slachtoffer.15 Dit betekent ook dat hij secundaire victimisatie als gevolg van het handelen van de politie en justitie moet proberen te voorkomen.16 Tussen een slachtoffer dat spreekrecht heeft en de officier van justitie kan voor de terechtzitting een slachtoffergesprek plaatsvinden. Hierbij probeert de officier van justitie het slachtoffer voor te bereiden op de terechtzitting en laat hij het slachtoffer weten wat de globale strafeis zal inhouden.17 Ook het spreekrecht en de uitoefening hiervan kunnen in dit gesprek aan de orde komen. De officier kan vragen welke verwachtingen het slachtoffer heeft van het spreekrecht en deze bijsturen indien dit nodig is.18 Ook kan de officier in dit gesprek het slachtoffer voorbereiden op de mogelijkheid dat hij als getuige wordt opgeroepen indien hij een belastende verklaring aflegt en dat hij dan door de verdachte kan worden ondervraagd. Als de officier van justitie het slachtoffer bij het slachtoffergesprek goed voorbereidt op de terechtzitting en het spreekrecht, verkleint dit de kans op secundaire victimisatie.

Ook tijdens de terechtzitting kan de officier van justitie een rol spelen bij het verkleinen van de kans op secundaire victimisatie. Zo kan de officier van justitie aandacht besteden aan de opinie van het slachtoffer en/of hetgeen het slachtoffer tijdens het spreekrecht heeft verklaard. Het slachtoffer voelt zich dan gehoord en zal het spreekrecht mogelijk als een positief onderdeel van het strafproces gaan waarderen.19 De andere kant van de medaille is dat het slachtoffer nu onbelemmerd mag spreken en hierdoor de kans op een afwijkende mening van de officier van justitie groter is. Hierdoor kan het slachtoffer het idee hebben dat het Openbaar Ministerie hem/haar niet zou steunen, wat de kans op secundaire victimisatie groter kan maken ten opzichte van de voorgaande variant van het spreekrecht.20

De rol van de verdachte bij het voorkomen van secundaire victimisatie
De verdachte en zijn raadsman hoeven geen  rekening te houden met het belang van het slachtoffer. Zij hebben in tegenstelling tot de  officier van justitie geen zorg voor correcte bejegening van het slachtoffer. Hun handelen kan echter wel een grote impact hebben op het slachtoffer. Zo kunnen de verdachte en/of zijn raadsman vragen stellen omtrent hetgeen het slachtoffer tijdens het spreekrecht heeft verklaard bij de uitoefening van zijn spreekrecht. In veel gevallen zullen zij het niet eens zijn met hetgeen het slachtoffer heeft verklaard. Zij zullen beoordelen hoe veel nut het heeft om tegen de verklaring in te gaan. Deze verklaring heeft immers geen rol in de bewijsvoering. Als ze sterk ingaan tegen hetgeen het slachtoffer heeft verklaard dan zal dit een negatieve invloed kunnen hebben op de ervaring van het slachtoffer met het spreekrecht.21

De rol van de rechter bij het voorkomen van secundaire victimisatie
In het artikel ‘op het bord van de rechter’ vraagt Borgers zich af of er bij uitbreiding van het spreekrecht een taak is weggelegd voor rechters om secundaire victimisatie te voorkomen.22 Het is de taak van de rechter om zorg te dragen voor een correcte bejegening van het slachtoffer tijdens het  strafproces.2

Tijdens de terechtzitting kan hij dit onder andere doen door de formulering van zijn vragen naar aanleiding van hetgeen het slachtoffer bij de uitoefening van het spreekrecht heeft verklaard. Als hij namelijk de schijn zou geven dat hij het slachtoffer niet gelooft dan kan dit een negatief effect hebben op de beleving van het slachtoffer van het spreekrecht.24 Ook zal de rechter beoordelen of het slachtoffer als getuige beëdigd en gehoord moet worden, indien deze zich heeft uitgelaten over voor het bewijs van belang zijnde zaken.

Ook het vonnis kan relevant zijn voor de beleving van het slachtoffer dat gebruik heeft gemaakt van het spreekrecht. De rechter hoeft in principe in het vonnis geen aandacht te besteden aan hetgeen bij het uitgeoefende spreekrecht is verklaard, aangezien dit niet relevant is voor het bewijs. De rechter kan bij de motivering van het vonnis echter wel aandacht besteden aan het slachtoffer en diens verklaring. Dit dient dan ter accentuering van hetgeen al uit de bewijsvoering is gebleken.25 Dit zou ervoor kunnen zorgen dat het slachtoffer zich gehoord voelt en zal daarnaast mogelijk bijdragen aan de acceptatie van het vonnis, ook als deze afwijkt van de opvatting van het slachtoffer. 

De mate van gewicht aan de strafeis in een slachtofferverklaring
Met het nieuwe spreekrecht mag het slachtoffer zich uitlaten over de straf die hij/zij gepast acht. Hoeveel belang moet aan deze verklaring worden gehecht?

Het zal voor het slachtoffer meestal moeilijk zijn objectief te beoordelen welke straf de verdachte opgelegd moet krijgen. Vaak zullen wraakgevoelens hier een rol spelen, die ervoor zorgen dat het slachtoffer een disproportioneel hoge straf wil zien. Bovendien heeft het slachtoffer doorgaans minder kennis van het strafrecht dan de rechter, waardoor deze tot een heel andere strafmaat zal komen.26

Er zijn echter ook slachtoffers die emotioneel wel in staat om zich goed gemotiveerd uit te laten over de bewijsvraag, de kwalificatie, eventuele strafuitsluitingsgronden en welke straf of maatregel opgelegd zou moeten worden. Het slachtoffer kan zich tevens laten bijstaan door een raadsman en zo een verklaring afleggen die juridisch gezien van hoger niveau is.

In hoeverre moet geluisterd worden naar de strafeis in een slachtofferverklaring? De ene persoon kan vergevingsgezinder zijn dan de andere persoon. Dat neemt niet weg dat hen in beide gevallen onrecht is aangedaan. Als het slachtoffer de dader heeft vergeven en stelt dat de verdachte geen straf verdient, betekent dit dat we dan geen straf op hoeven te leggen? Het antwoord hierop luidt ontkennend. Anders zouden de opgelegde straffen afhankelijk zijn van de stemming van het slachtoffer. Straf is niet alleen gerechtvaardigd omdat het slachtoffer leed is aangedaan. Het is ook gerechtvaardigd omdat het strafbare feit de bestaande ordening in de democratische rechtsstaat heeft verstoord. Deze verstoring moet ongedaan gemaakt worden.27

Vanwege bovenstaande redenen is het logisch dat ervoor gekozen is om geen gevolgen te verbinden aan de uitlatingen van het slachtoffer over de straf die opgelegd moet worden. Het blijft de rechter die beoordeelt welke straf opgelegd moet worden aan de hand van wettelijk vastgelegde bewijsregels. 

De verhouding tussen onbeperkt spreekrecht en het onschuldbeginsel
We mogen niet vergeten dat het strafproces uiteindelijk om de verdachte draait, niet om het slachtoffer. Het strafproces heeft waarheidsvinding en berechting als doel. Toch mag het slachtoffer al iets zeggen over de schuld van de verdachte, nog voordat die schuld daadwerkelijk bewezen is. Dit lijkt op gespannen voet te staan met de onschuldpresumptie, waarbij je voor onschuldig wordt gehouden totdat de schuld in rechte vast is komen te staan.28

Uiteindelijk heeft de verklaring van het slachtoffer over de schuld van de verdachte geen invloed op de bewijsvoering. Het is de rechter die beoordeelt of er voldoende bewijs is om de verdachte als ‘dader’ te bestempelen. Bij de bespreking van het spreekrecht is in de Tweede Kamer de vraag naar voren gekomen of het niet moeilijker wordt om als rechter medeleven ten opzichte van het slachtoffer en zijn verklaring te tonen en tegelijkertijd de onschuldpresumptie in acht te nemen.29 Hierop is geen eenduidig antwoord te geven. Uit onderzoek onder slachtoffers is echter niet gebleken dat het tot onvrede heeft geleid dat de verdachte nog niet schuldig was verklaard ten tijde van het uitoefenen van het spreekrecht.30

De band tussen de verdachte en het slachtoffer
Tijdens de terechtzitting kan het slachtoffer zich uitlaten over het delict en de gevolgen die dit voor hem/haar heeft gehad. Dit geeft de verdachte inzicht in de impact die zijn acties hebben gehad op het slachtoffer. Hiermee zou mogelijk de kans op recidive verkleind kunnen worden.31 Ook kan het in sommige gevallen bijdragen aan het herstel van de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer.

Conclusie
Door de beperkingen aan het spreekrecht te ontnemen wordt voorzien in de geuite behoefte van slachtoffers om zich uit te laten over meer dan alleen de gevolgen die een delict voor hen hebben gehad. Of het risico op secundaire victimisatie is vergroot, is nog onduidelijk. Hiervoor zal meer (empirisch) onderzoek gedaan moeten worden. De uitbreiding heeft niet alleen gevolgen voor de positie van het slachtoffer, maar heeft ook invloed op de officier van justitie, de verdachte en de rechter. In de praktijk zal de uitbreiding van het spreekrecht voor hen naar verwachting weinig veranderingen tot gevolg hebben. Wel zullen de officier van justitie en de rechter moeten zorgen voor een correcte bejegening van het slachtoffer, wat ook betekent dat zij het risico op secundaire victimisatie moeten proberen te verkleinen.

--------------

Eindnoten       

1.  Aanwijzing spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring, Stcrt. 2004, 248.

2.  Wet van 21 juli 2004 tot wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering (invoering van spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden), Stb. 2004, 382. 

3.  Titel IIIA, art. 51a e.v. Sv; Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, Stb. 2010, 1.

4. Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces, Stb. 2012, 345.

5. J. de Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van aansprakelijkheid naar Nederlands recht, zesde druk, Deventer: Kluwer 2015, p 6.

6. K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg, Intervict 2010 (online via www.wodc.nl), p. 58.

7. K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg, Intervict 2010 (online via www.wodc.nl), p. 86.

8. K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg, Intervict 2010 (online via www.wodc.nl), p. 83, 86.

9. K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg, Intervict 2010 (online via www.wodc.nl), p. 82.

10. Kamerstukken II 2014/15, 34082, 3.

11. M. Wijers & M. de Boer, Een keer is erg genoeg, Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces, WODC 2010 (online via www.wodc.nl), p. 17.

12. K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg, Intervict 2010 (online via www.wodc.nl), p. 86.

13. Zie o.a. Kamerstukken II 2014/15, 34082, 3 bijlage 409825, p. 7; Kamerstukken II 2014/15, 34082, 4, p. 10-11; M. Wijers & M. de Boer, Een keer is erg genoeg, Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces, WODC 2010 (online via www.wodc.nl), p. 124-126, 140 en 143.

14. M. Wijers & M. de Boer, Een keer is erg genoeg, Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces, WODC 2010 (online via www.wodc.nl), p. 137-138.

15. Art. 51a lid 2 Sv.

16. G.J.M. Corstens en M.J. Borgers, Het Nederlandse Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 58.

17. M. Wijers & M. de Boer, Een keer is erg genoeg, Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces, WODC 2010 (online via www.wodc.nl), p. 93.

18. M. Wijers & M. de Boer, Een keer is erg genoeg, Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces, WODC 2010 (online via www.wodc.nl), p. 93.

19. B.F. Keulen e.a., Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in relatie tot de posities van het slachtoffer en verdachte, Zutphen: Uitgeverij Paris 2013, p. 111.

20. M.S. Groenhuijsen, ‘Aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces: naar een adviesrecht omtrent ‘de vragen van artikel 250?’, DD 2014/15, afl. 3, p. 5.

21. M. Wijers & M. de Boer, Een keer is erg genoeg, Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces, WODC 2010 (online via www.wodc.nl), p. 27.

22. M.J. Borgers, ‘Op het bord van de rechter’, DD 2015/64.

23. Art. 288a lid 2 Sv.

24. M. Wijers & M. de Boer, Een keer is erg genoeg, Verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het strafproces, WODC 2010 (online via www.wodc.nl), p. 29.

25. HR 6 maart 2012, LJN BR1149, NJ 2012, 367, m.nt. Cleiren.

26.  T. Spronken, ‘Slachtoffer als mede-eiser?’, NJB 2013/2188, afl. 37.

27. J.M. ten Voorde, Slachtoffers en straf, Den Haag: Boom juridisch 2016, p. 15-22.

28. Art. 6 lid 2 EVRM.

29. Kamerstukken II 2014/15, 34082, 3, p. 14.

30. K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg, Intervict 2010 (online via www.wodc.nl).

31. K. Lens, A. Pemberton & M. Groenhuijsen, Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg, Intervict 2010 (online via www.wodc.nl), p. 8.


De doodstraf: waar ligt de norm?
02mrt

De doodstraf: waar ligt de norm?

Door Susan Lek “Na meer dan 100 jaren van strijd over de afschaffing van de doodstraf werd de vraag gesteld: ‘Kan met grond beweerd...

Politiegeweld gerechtvaardigd?
09dec

Politiegeweld gerechtvaardigd?

Door Ivar Boschma Art 3 Politiewet 2012: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met...