Politiegeweld gerechtvaardigd?
Door Ivar Boschma
Art 3 Politiewet 2012: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
Art. 4 Ambtsinstructie voor de Politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie): Het gebruik van een geweldmiddel is uitsluitend toegestaan aan een ambtenaar: a. aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, voor zover hij optreedt ter uitvoering van de taak met het oog waarop het geweldmiddel hem is toegekend, en b. die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend.
Art. 8 lid 1 Ambtsinstructie: Het gebruik van een vuurwapen waarmee automatisch vuur kan worden afgegeven, is slechts geoorloofd tegen personen en tegen vervoermiddelen waarin of waarop zich personen bevinden, in een situatie waarin sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf.
Art. 287 Wetboek van Strafrecht: Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Speciale positie
Van het handhaven van de openbare orde naar een veroordeling voor doodslag. Slechts één persoon in onze samenleving kan in deze rollercoaster terecht komen. De politieman. In 2013 gebeurde het Ronald V.1 In augustus van dat jaar schoot hij met zijn vuurwapen op een vluchtende automobilist. In juli 2016 veroordeelde de rechter Ronald V. tot twee jaar gevangenisstraf. Advocaat Gert Jan Knoops benoemt dat er volgens het huidige recht een probleem is als het gaat om de berechting van agenten. Bij de vervolging van agenten zoeken rechters aansluiting bij de ‘gewone’ criteria voor de delicten die ten laste worden gelegd. Volgens Knoops wordt niet of onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere positie van agenten. In dit artikel wordt gekeken naar het concept wetsvoorstel van de Minister van Veiligheid en Justitie om deze situatie te verbeteren.
De veroordeling van een politieagent is altijd een lastige kwestie. Enerzijds staan agenten niet boven de wet. Ook de politieman en –vrouw moeten, zie de Politiewet en de Ambtsinstructie, in overeenstemming met de geldende wetten en regels handelen. De politie heeft dan wel een geweldsmonopolie, het zou zeer onwenselijk zijn als de politieman of -vrouw geen verantwoording hoeft af te leggen voor dit geweld. Anderzijds moeten politiemensen de ruimte krijgen geweld toe te passen zonder bang te zijn direct veroordeeld te worden. Advocaat Hans Anker is dan ook van mening dat politiemensen anders moeten worden behandeld dan gewone burgers. Hij wijst hierbij op de omstandigheden waaronder politiemensen geweld moeten toepassen.2 Met Anker zijn er genoeg andere juristen die meerwaarde zien in een aparte rechtvaardigingsgrond voor politiegeweld. Een van deze juristen is Minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur. De Minister zou graag zien dat de bijzondere positie van opsporingsambtenaren tot uitdrukking komt in de wet. Inmiddels is er een concept wetsvoorstel Geweldsaanwending Opsporingsambtenaar gepubliceerd. Dit wetsvoorstel beoogt aan de ene kant de opsporingsambtenaar te beschermen en aan de andere kant te bereiken dat, wanneer geweld wordt toegepast, goed wordt onderzocht wat er precies is gebeurd.3 Dit onderzoek fungeert als een soort waarborg tegen het geweldsmonopolie van de politie.
Wat is precies het nut van een strafuitsluitingsgrond die zich toespitst op de wetshandhavers? Belangrijk is om het verschil te zien tussen ‘gewone’ burgers en wetshandhavers. Waar burgers zich kunnen en mogen terugtrekken wanneer een situatie gewelddadig wordt, hebben wetshandhavers die mogelijkheid niet. Zij worden geacht op te treden en de orde te herstellen. In veel gevallen hebben politiemensen dus geen keus en moeten zij wel geweld toepassen. Aangezien burgers en politiemensen totaal verschillende posities hebben, zou dit verschil ook in uitdrukking moeten komen in de manier van berechting.4
De huidige situatie
Laten we kijken naar de huidige stand van zaken. Wanneer een politieagent vandaag de dag wordt berecht voor bijvoorbeeld mishandeling of doodslag, wordt hij behandeld als een ‘gewone’ verdachte in een strafproces. Echter, zoals zojuist beschreven, is dit niet ideaal. Het toepassen van geweld is nu eenmaal inherent aan de functie van opsporingsambtenaar.5 Hem komt dus net als andere verdachten een beroep toe op de strafuitsluitingsgronden van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr). Ik zal mij beperken tot de rechtvaardigingsgronden noodweer en uitvoering wettelijk voorschrift. Dit, omdat deze rechtvaardigingsgronden de opsporingsambtenaar die geweld heeft toegepast naar geldend recht het best kunnen helpen.
Volgens art. 42 WvSr is niet strafbaar, ‘hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.’ Hierbij dient het wel te gaan om een plicht die door het wettelijk voorschrift wordt toegekend. Met wettelijk voorschrift wordt niet alleen gedoeld op wetten in formele zin, maar ook op wet- en regelgeving afkomstig van lagere wetgevers. De Politiewet voldoet hieraan blijkens de jurisprudentie en ook de Ambtsinstructie wordt aangemerkt als een wettelijk voorschrift volgens Van Bemmelen, De Jong en Knigge.6 Uit de jurisprudentie blijkt dat een beroep op art. 42 Sr door een opsporingsambtenaar goed mogelijk is.7
In art. 41 WvSr valt te lezen dat niet strafbaar is, ‘hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijk verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding’. Noodweer dus. Dit was het geval met de eerder genoemde Ronald V, hoewel zijn beroep op noodweer niet werd gehonoreerd.
Het voorstel
Tot zover de huidige stand van zaken. Nu het concept wetsvoorstel. Volgens dit voorstel wordt aan art. 42 Sr een lid toegevoegd, luidende: ‘Niet strafbaar is de ambtenaar die in de rechtmatige uitoefening van zijn taak en in overeenstemming met zijn geweldsinstructie geweld gebruikt.’ Wellicht rijst bij u de voor de hand liggende vraag waarom deze toevoeging überhaupt nodig is. Het wetboek voorziet immers, zoals we net hebben gezien, al in een oplossing voor de opsporingsambtenaar die geweld heeft toegepast. Het concept wetsvoorstel spreekt dit dan ook niet tegen. Sterker nog, het geeft toe dat het huidige wettelijke stelsel genoeg bescherming biedt aan de opsporingsambtenaar die volgens de regels van de Ambtsinstructie heeft gehandeld.8 In het concept wetsvoorstel komt echter naar voren dat er bij bepaalde partijen, voornamelijk de politie zelf, sterk de wens aanwezig is om een strafuitsluitingsgrond in de wet op te nemen die is toegesneden op de specifieke functie en bevoegdheden van de opsporingsambtenaar.9 Nu er bepalingen zijn die de ambtenaar de bevoegdheid toekennen geweld te gebruiken is het niet meer dan logisch dat voor hen een aparte strafuitsluitingsgrond wordt gecreëerd, zo is de redenatie.10 Bovendien kan een extra bepaling hier en daar geen kwaad. Het is dus geen pure noodzaak dat een extra rechtvaardigingsgrond wordt gecreëerd. Het is meer een principiële kwestie, aangezien de politieman een speciale positie inneemt in de samenleving en dit tot uitdrukking zou moeten komen in de wet.
Een minstens zo interessant onderdeel van het concept wetsvoorstel is het voorstel om een nieuwe delictsomschrijving in het WvSr op te nemen.11 Het voorstel is om de schending van de geweldsinstructie strafbaar te stellen, wanneer dit aan de schuld van de opsporingsambtenaar te wijten is. Met geweldsinstructie bedoeld men ‘de schriftelijke regels van algemene strekking die tot de ambtenaar gerichte instructies bevatten omtrent het gebruik van geweld.’12 Dit nieuwe kwaliteitsdelict zal een niet onbelangrijke verandering teweeg brengen. Want wat zijn nu de gevolgen van deze veranderingen? Een vervolging zal zich in de toekomst voornamelijk richten op dit nieuwe kwaliteitsdelict. De nieuwe rechtvaardigingsgrond voor opsporingsambtenaren komt er dan niet eens aan te pas. De vraag of conform de geweldsinstructie gehandeld is, komt dan immers al aan bod bij de vraag van artikel 350 Wetboek van Strafvordering of het feit kan worden bewezen. Als de agent heeft gehandeld conform de geweldsinstructie zal er ex artikel 352 Wetboek van Strafvordering een vrijspraak volgen. Uiteraard is de speciaal op opsporingsambtenaren toegesneden rechtvaardigingsgrond niet voor niets. Deze zal worden aangevoerd wanneer een politieman of –vrouw wordt vervolgd voor de meer gewone delicten, bijvoorbeeld mishandeling of doodslag. M.a.w. delicten die ook burgers kunnen plegen.
Conclusie
Politiemensen nemen in onze samenleving een speciale positie in. In sommige situaties moeten zij geweld gebruiken. Dit kan ertoe leiden dat de agent wordt vervolgd. Volgens het geldende recht wordt een agent in een strafproces behandeld als een burger. Hem komt dus ook een beroep toe op de rechtvaardigingsgronden als noodweer en uitvoering wettelijk voorschrift. De minister probeert recht te doen aan de speciale positie van de opsporingsambtenaar. Daarom heeft hij een concept wetsvoorstel opgesteld. Zo zou er een speciale rechtvaardigingsgrond voor opsporingsambtenaren moeten komen. Wanneer zij conform de regels geweld hebben toegepast zullen zij, door een beroep te doen op deze rechtvaardigingsgrond, worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Een andere pijler van het concept wetsvoorstel is een nieuw kwaliteitsdelict. De schending van de geweldsinstructie wordt dan strafbaar gesteld. Wanneer in dit geval conform de regels geweld is gebruikt zal er een vrijspraak volgen. De speciale rechtvaardigingsgrond komt dan niet aan bod. Natuurlijk moet worden bedacht dat het gaat om een concept wetsvoorstel en dat niet zeker is dat dit geldend recht zal worden. De toekomst zal uitwijzen welk lot dit concept wetsvoorstel is beschoren.
--------------
Eindnoten
1. NOS, Wie moet rechtspreken over schietende agent, 21 juli 2015, te vinden op: www.nos.nl (laatst geraadpleegd op 4 oktober 2016).
2. NPO Radio 1, Een pool van topadvocaten moeten agenten in zwaar weer bijstaan, 24 augustus 2016, te vinden op: www.nporadio1.nl (laatst geraadpleegd op 24 september 2016).
3. Concept wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar, 3 mei 2016.
4. Concept wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar, 3 mei 2016.
5. Concept wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar, 3 mei 2016.
6. J.M. Van Bemmelen, D.H. De Jong & G. Knigge, Ons Strafrecht: het materiële strafrecht, Deventer: Kluwer 2003, p. 178.
7. Zie ter illustratie Hoog Militair Gerechtshof 6 oktober 1978, NJ 1979, 1; Rb. Den Haag 23 december 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:18257; Rb. Midden-Nederland 31 maart 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1217 en Rb. Gelderland 24 oktober 2010, ECLI:NL:RBGEL:2014:6736).
8. Concept wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar, 3 mei 2016.
9. Concept wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar, 3 mei 2016.
10. Concept wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar, 3 mei 2016.
11. Kamerstukken II 2015/16, 29628, 658.
12. Concept wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar, 3 mei 2016.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen