Misdrijven met een internationaal randje: Joran van der Sloot
Het strafrecht en strafvervolging is doorgaans van puur nationale aard. Het Openbaar Ministerie heeft het vervolgingsmonopolie en kan dus als enige verdachten dagvaarden voor de Nederlandse strafrechter. Bij vrijwel elk misdrijf heb je een verdachte, slachtoffer en plaats delict. De vraag is wat er gebeurt als een van deze elementen grensoverschrijdend is en dus een internationaal karakter krijgt. Dit was het geval in de zaak van Joran van der Sloot, een Nederlandse moordenaar die betrokken was bij de moord van een Peruaanse vrouw en de verdwijning van een Amerikaanse toerist.[1] Moet de verdachte dan in het land waar het delict gepleegd is vervolgd worden of juist in het land waar het slachtoffer vandaan komt? Om deze vraag te beantwoorden wordt er gekeken naar de internationale publiekrechtelijke regels omtrent jurisdictie. Daarnaast wordt er gekeken naar de toepassing van deze regels in de zaak Joran van der Sloot om te schetsen hoe dit in de praktijk werkt.
(Strafrechtelijke) jurisdictie in internationaal recht
Om te beginnen, eerst een uitleg over de werking van jurisdictie in internationaal recht. Onder de term jurisdictie wordt verstaan: de omvang en grenzen van de juridische bevoegdheid van een staat om wettelijke regels te maken, toe te passen en af te dwingen met betrekking tot personen, goederen en andere zaken.[2] Jurisdictie is nauw verbonden met staatssoevereiniteit aangezien het de uitoefening van autoriteit is door de staat en moet dus ook door andere staten worden gerespecteerd. In het strafrecht bestaan diverse beginselen op grond waarvan een staat personele jurisdictie kan claimen, met als eerste het territorialiteitsbeginsel.
Dit beginsel heeft betrekking tot het grondgebied (waaronder ook de nationale wateren en luchtruim) van een staat en gaat uit van exclusieve bevoegdheid met betrekking tot dit gebied, wat in de Island of Palmas Case (Netherlands v United States of America) wordt gezien als uitgangspunt in kwesties over internationale betrekkingen.[3] Dit betekent dat wanneer een buitenlander zich binnen het territorium van een andere staat bevindt en daar een delict pleegt, deze dader onderworpen is aan diens wetten en daar ook kan worden vervolgd.[4] Dit principe is ook opgenomen in artikel 2 Wetboek van Strafrecht, waarin bepaald is dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op een ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt, dus ongeacht nationaliteit. Het wordt ingewikkelder wanneer een daad gestart is binnen het grondgebied van de ene staat maar voltooid wordt in een andere staat. Voorbeelden hiervan zijn cyberaanvallen en moorden door middel van vergiftiging. Hiervoor wordt onderscheid gemaakt tussen twee vormen van territoriale jurisdictie. Je hebt subjectieve territoriale jurisdictie, wat een staat de bevoegdheid geeft om jurisdictie uit te oefenen over een daad die begaan is binnen haar eigen grondgebied maar waarvan het resultaat zich daarbuiten manifesteert. Daarnaast heb je objectieve territoriale jurisdictie, wat juist het tegenovergestelde is, en waarbij een staat dus jurisdictie heeft over een daad waarvan het resultaat zich binnen haar territorium gevoeld wordt, maar in een andere staat geïnitieerd is.[5]
De overige beginselen hebben allemaal betrekking op extraterritoriale jurisdictie, wat inhoudt dat er twee of meer staten een claim voor jurisdictie over een zaak kunnen hebben. Hierdoor kan er dus een conflict ontstaan met als mogelijk gevolg een onrechtmatige schending van het recht op territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid.[6] Om dit te voorkomen is in de SS ‘Lotus’ Case (France v Turkey) het principe vastgesteld dat de gronden waarop extraterritoriale jurisdictie uitgeoefend wordt expliciet toegestaan zijn krachtens internationaal recht.[7] Daarnaast moet er een significante connectie zijn tussen de persoon of de gebeurtenissen en de regulerende staat.[8] Deze connectie moet dus bewezen worden wanneer een staat beroep doet op het personaliteitsbeginsel, het beschermingsbeginsel dan wel het universaliteitsbeginsel. Kortheidshalve wordt alleen het personaliteitsbeginsel uitgelegd omdat de overige twee beginselen alleen in extreme gevallen zijnde terreurdreigingen of misdaden tegen de mensheid van toepassing zijn.
Volgens het personaliteitsbeginsel zijn burgers door hun nationaliteit in dergelijke mate aan hun staat gebonden dat de staat jurisdictie over hen kan uitoefenen wanneer ze delicten plegen in het buitenland. Deze grondslag voor extraterritoriale jurisdictie, dat gebaseerd is op de nationaliteit van de verdachte/dader, wordt ook wel het actieve personaliteitsbeginsel genoemd.[9] Dit wordt ook weerspiegeld in artikel 7 Wetboek van Strafrecht. Daarin is bepaald dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op elke Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. De gedachte hierachter is dat de staat een bepaalde mate van verantwoordelijkheid draagt voor haar burgers en daarom ook haar jurisdictie op kan leggen wanneer zij in het buitenland delicten plegen. In het geval dat een staat jurisdictie over een zaak die zich in het buitenland heeft afgespeeld wil uitoefenen omdat het slachtoffer de nationaliteit van diezelfde staat draagt, is er sprake van het passieve personaliteitsbeginsel. Alhoewel deze variant voor een lange tijd als controversieel werd gezien, lijkt het op basis van statenpraktijk dat dit niet langer meer het geval is. Het passieve personaliteitsbeginsel wordt steeds vaker opgenomen in verdragen die bedoeld zijn om misdaden onder het internationaal recht te bestrijden.[10]Daarnaast is zelfs in artikel 5 Wetboek van Strafrecht opgenomen dat de Nederlandse strafwet van toepassing is op een ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een misdrijf tegen een Nederlander, voor zover er voor dit feit minstens acht jaar gevangenisstraf is gesteld en daarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld. Dit kan dus gezien worden als een codificatie van internationaal gewoonterecht.
Jurisdictie in de zaak Joran van der Sloot
Na jarenlang in het nieuws te zijn geweest is Joran van der Sloot in 2012 veroordeeld tot 28 jaar gevangenisstraf voor de moord op de 21-jarige Stephany Flores, een Peruaanse student en dochter van een bekende zakenman. Flores werd dood aangetroffen in een hotelkamer in Lima en op basis van camerabeelden werd Van der Sloot, die inmiddels al gevlucht was naar het buurland Chili, aangemerkt als hoofdverdachte. Er werd een internationaal arrestatiebevel tegen Van der Sloot uitgevaardigd en na zijn arrestatie in Chili werd hij uitgeleverd aan Peru waar hij nu nog steeds in de gevangenis zit.[11] In deze zaak heeft Peru dus het territorialiteitsbeginsel gebruikt om de Nederlander te vervolgen en te veroordelen omdat het delict binnen haar grondgebied heeft plaatsgevonden. In beginsel had Van der Sloot ook in Nederland vervolgd kunnen worden op grond van het actieve personaliteitsbeginsel met toepassing van artikel 7 lid 1 Wetboek van Strafrecht, aangezien het om moord gaat. Dit kan worden gekwalificeerd als misdrijf en daarnaast is moord ook in Peru strafbaar gesteld. Het is uiteraard logisch dat in deze zaak de Peruaanse instanties de vervolging in hebben gezet, omdat het delict binnen Peru heeft plaatsgevonden en het slachtoffer ook Peruaans is.
De moord op Stephany Flores is niet de enige internationale zaak waar Van der Sloot bij betrokken is. Het was juist in de zaak van de 18-jarige Natalee Holloway dat Van der Sloot internationale bekendheid kreeg. In 2005 was de Amerikaanse samen met haar examenklas op vakantie op Aruba en tijdens deze trip is ze spoorloos verdwenen. Ze werd voor het laatst gezien in het bijzijn van Joran en sindsdien is hij altijd hoofdverdachte gebleven, maar nooit veroordeeld voor haar verdwijning.[12]Van der Sloot werd vervolgens tweemaal gearresteerd op verdenking van doodslag, maar in beide gevallen kwam hij weer vrij door een gebrek aan hard bewijs voor zijn vermeende betrokkenheid bij de verdwijning. In 2008 verklaarde Van der Sloot voor een verborgen camera van Peter R. de Vries en Kees van der Spek dat hij inderdaad betrokken was bij de verdwijning van Natalee en dat ze eerst onwel werd voordat ze overleed. Toch leidde deze verklaring niet tot een derde arrestatie omdat de rechter de uitspraken niet belastend genoeg vond.[13] 18 jaar na de verdwijning van Natalee is Van der Sloot uiteindelijk in de Verenigde Staten veroordeeld voor fraude en afpersing met als straf 20 jaar cel. Hij beloofde in 2010 aan de moeder van Natalee, Beth Holloway, om haar de locatie van het lichaam te geven in ruil voor 250.000 dollar. Zij had een voorschot van 25.000 dollar overgemaakt waarna Van der Sloot een valse locatie heeft doorgegeven. In 2023 heeft Peru op grond van een in 2001 gesloten uitleveringsverdrag Van der Sloot tijdelijk aan de VS uitgeleverd zodat hij daar kon worden vervolgd en berecht.[14] In deze zaak hebben dus zowel de Nederlandse als de Amerikaanse staat een strafrechtelijk onderzoek en zelfs vervolging ingezet op grond van de verschillende jurisdictiebeginselen. In ruil voor een gunstige straf in de afpersingszaak heeft Van der Sloot alle informatie over de vermissing van Natalee gedeeld met justitie en bekent haar te hebben vermoord. Het blijft de vraag hoe betrouwbaar deze bekentenis is aangezien Van der Sloot bekend staat om zijn leugens, maar in ieder geval lijkt de Holloway zaak nu definitief te zijn afgesloten.[15]
Eindnoten
[1] ‘Joran van der Sloot heeft moord op Natalee Holloway bekend in zaak VS’, NOS 18 oktober 2023.
[2] G. Hernández, International Law, Oxford, United Kingdom: Oxford University Press 2022, blz. 210.
[3] Permanent Hof van Arbitrage (PHA) 4 april 1928, Island of Palmas Case (Netherlands v. USA).
[4] M. Kamminga, Extraterritoriality, The Max Planck Encyclopedia of Public International Law. editor / R. Wolfrum; Oxford : Oxford University Press, 2020, cris.maastrichtuniversity.nl, para. 3.
[5] G. Hernández, International Law, Oxford, United Kingdom: Oxford University Press 2022, blz. 216.
[6] M. Kamminga, Extraterritoriality, The Max Planck Encyclopedia of Public International Law. editor / R. Wolfrum; Oxford : Oxford University Press, 2020, cris.maastrichtuniversity.nl, para. 6.
[7] Permanent Hof van Internationale Justitie (PHIJ) 7 september 1927, The Case of the S.S. “Lotus” (France v. Turkey).
[8] K.S. Gallant, International Criminal Jurisdiction: Whose Law Must We Obey?, Oxford, United Kingdom: Oxford University Press 2022, blz. 145.
[9] K.S. Gallant, International Criminal Jurisdiction: Whose Law Must We Obey?, Oxford, United Kingdom: Oxford University Press 2022, blz. 345.
[10] M. Kamminga, Extraterritoriality, The Max Planck Encyclopedia of Public International Law. editor / R. Wolfrum; Oxford : Oxford University Press, 2020, cris.maastrichtuniversity.nl, para. 11-12.
[11] ‘Joran van der Sloot arrested for murder in South America’, History 31 mei 2024.
[12] K. van Houwelingen, ‘Joran van der Sloot veroordeeld voor afpersen ouders Holloway: ‘Ben blij dat ik nu weet dat hij Natalee gedood heeft’’, AD 18 oktober 2023.
[13] F. Jelyta, ‘Waarom Joran van der Sloot niet is veroordeeld in de zaak-Holloway’, NU.nl 12 mei 2023.
[14]C. Kim, ‘Jailed Dutchman Joran van der Sloot to be extradited from Peru to US’, BBC 11 mei 2023.
[15]K. van Houwelingen, ‘Joran van der Sloot veroordeeld voor afpersen ouders Holloway: ‘Ben blij dat ik nu weet dat hij Natalee gedood heeft’’, AD 18 oktober 2023.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen