Levenslang toezicht: het antwoord op de recidivebestrijding?
Regelmatig is in het nieuws te lezen dat een voormalig tbs-gestelde opnieuw een delict pleegt. Het huidige kabinet vindt het daarom belangrijk dat de maatschappelijke veiligheid in Nederland wordt vergroot. Dit wil het kabinet onder andere bewerkstelligen door recidive terug te dringen. Door recidivisten wordt veel criminaliteit veroorzaakt en ontstaan er gevoelens van onveiligheid.1 Het wetsvoorstel dat, de inmiddels afgetreden, staatssecretaris Fred Teeven voor advies naar verschillende instanties heeft gestuurd, maakt het mogelijk dat veroordeelden van zedendelicten, zware geweldsmisdrijven en (voormalig) ter beschikking gestelden langer onder toezicht komen te staan wanneer zij terugkeren in de samenleving. Daarnaast zal hun resocialisatie aan voorwaarden zijn gebonden, deze voorwaarden zullen per persoon verschillen. Het wetsvoorstel is voortgevloeid uit het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’. In dit regeerakkoord is onder andere opgenomen dat levenslang toezicht op zeden- en geweldsdelinquenten mogelijk zal worden gemaakt.2
Door het invoeren van levenslang toezicht wil de overheid voorkomen dat een ex-delinquent in herhaling valt. In hoeverre zal levenslang toezicht daadwerkelijk gaan zorgen voor minder recidive? Op deze vraag probeer ik een antwoord te vinden door verschillende literatuur en kamerstukken te behandelen, wetenschappelijke onderzoeken bij langs te gaan en kort te bespreken hoe andere landen levenslang toezicht hebben geregeld.
Beëindiging tbs huidige situatie
In de huidige situatie kan de tbs-behandeling op twee manieren worden afgesloten: door middel van een proefverlof, dit houdt een resocialisatiefase in, of de behandeling wordt beëindigd zonder proefverlof. Proefverlof houdt in dat de tbs-gestelde voorwaardelijk vrij komt onder toezicht. Door de resocialisatiefase wordt hij geholpen om in de samenleving opnieuw zijn plek te vinden. Dit proefverlof is voorwaardelijk om de risico’s die het resocialiseren met zich mee brengen te kunnen beheersen. De tbs-gestelde staat daarbij nog steeds onder supervisie van de instelling. Opnieuw vrijkomen in de maatschappij en het verkrijgen van eigen verantwoordelijkheden kunnen veel risico’s met zich meebrengen. Daarom is er de mogelijkheid om het proefverlof weer in te trekken, wanneer de verplichtingen van het proefverlof niet worden nageleefd en er risico’s ontstaan die van invloed zijn op de veiligheid van anderen. De tbs-gestelde wordt na intrekking van het proefverlof opnieuw opgenomen in de inrichting. Wanneer hier geen sprake van is en de tbs-gestelde dus goed functioneert in de samenleving, wordt het proefverlof omgezet in een tbs beëindiging.3 Na het beëindigen van de tbs-maatregel legt de rechter meestal voorwaarden op waar de tbs-gestelde zich aan moet houden. De reclassering houdt toezicht op het naleven van deze voorwaarden, die maximaal negen jaar mogen duren.
Gevolgen van het wetsvoorstel
Zodra het wetsvoorstel wordt aangenomen, zullen er wijzigingen gaan plaatsvinden in het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering. Ten eerste zal de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege komen te vervallen. Ten tweede worden de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling verlengd en ten derde zal het mogelijk worden om langer toezicht te houden op voormalige tbs-gestelden, zware geweldsdelinquenten en zedendelinquenten.4 Dit toezicht kan bij delinquenten met een hoog risico op recidive, langdurig of zelfs levenslang worden.5 Verder zal dit wetsvoorstel het onderscheid, dat in artikel 15c Sr wordt gemaakt, opheffen. Dit artikel maakt nu nog onderscheid tussen de minimumduur van de proeftijd van de bijzondere voorwaarden en de minimumduur van de proeftijd van de algemene voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dit onderscheid zal gelijk worden getrokken wanneer het wetsvoorstel wordt aangenomen, artikel 15c Sr zal dan verdwijnen.6
De gedachte achter het wetsvoorstel is dat de recidive kan worden teruggedrongen, nieuwe slachtoffers worden voorkomen en de maatschappelijke veiligheid wordt vergroot. Teeven voert aan dat zedendelicten en zware geweldsdelicten een enorme impact hebben op slachtoffers en hun naaste omgeving. De delicten zijn ingrijpend en kunnen voor erge trauma’s zorgen. Daarnaast raken deze delicten ook het vertrouwen in de rechtsorde en de veiligheidsbeleving in algemene zin. De samenleving moet beschermd worden tegen daders van zware geweldsdelicten en zedendelicten. Het is daarom belangrijk dat er toereikende maatregelen worden genomen die erop gericht zijn dat deze delinquenten niet recidiveren. De terugkeer van delinquenten in de maatschappij moet erg zorgvuldig en verantwoord plaatsvinden, zodat de samenleving zo goed mogelijk wordt beveiligd. Het kabinet wil daarom de toezichttermijnen verlengen zodat er de mogelijkheid bestaat om langer toezicht te houden op de resocialisatie van de delinquenten. Zodat er sneller kan worden ingegrepen wanneer er sprake of dreiging is van recidive of terugval.7
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) is voorstander van het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De huidige proeftijden na een gevangenisstraf zijn soms ontoereikend en het toezicht binnen de voorwaardelijke invrijheidsstelling is beter te organiseren wanneer de proeftijden worden verlengd. De terugkeer van zedendelinquenten in de samenleving dient zorgvuldig, geleidelijk en onder voorwaarden plaats te vinden. De Raad is echter niet overtuigd over de noodzaak van het schrappen van de maximumduur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs. Zij vindt dat er nog geen effecten zichtbaar zijn van de recent genomen maatregelen in 2008, die onder andere zorgden voor een toezichtverlenging tot negen jaar. Daarnaast haalt de Raad het WODC onderzoek erbij, waarin wordt gesteld dat de langetermijnrecidive van recente uitstroomcohorten een stuk lager is dan de uitstroomcohorten van de jaren ’80 en ’90. Tot slot is de Raad van mening dat, gelet op de huidige mogelijkheden, de voorgestelde gedrags-beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, aansluitend op de definitieve beëindiging van tbs, niet nodig is. De Raad stelt dat het nog onvoldoende duidelijk is wat de effecten zijn van de recente aanpassingen in de toezichtmogelijkheden op het gebied van het gevangenisleven en dat deze effecten ook nog niet zichtbaar kunnen zijn.8 Daarnaast is zij van mening dat langdurig toezicht na een definitieve beëindiging van de tbs niet een geldige reden is om aan te voeren dat dit toezicht gebeurt ter bescherming van de maatschappij. De rechter zal namelijk niet tot het besluit komen om de tbs met dwangverpleging te beëindigingen, wanneer dit niet veilig is voor de maatschappij.9
Strafrechtadvocaat Job Knoester is van mening dat het wetsvoorstel in principe een maatregel voorstelt die al bestaat. Hij doelt op de maatregel longstay. De longstay regeling maakt het mogelijk dat tbs-gestelden daar levenslang blijven omdat ze te gevaarlijk zijn en behandelen geen zin meer heeft. Knoester voert aan dat veel zedendelinquenten pas gevaarlijk worden als er sprake is van samenkomende aspecten, zoals het hebben van geen baan, geen partner en het aanwezig zijn van alcohol en eenzaamheid. Levenslang toezicht zal volgens Knoester onverwachte gevolgen hebben, met name voor tbs-gestelden op de longstayafdeling. Door de maatregel zal het voor rechters moeilijker worden om een zaak tegen een pedoverdachte rond te krijgen. Verdachten zullen sneller weigeren om aan een psychologisch onderzoek mee te werken, omdat ze niet hun hele leven gevolgd willen worden. Dit zal tot gevolg hebben dat er minder snel tbs wordt opgelegd. Volgens Knoester zal op korte termijn de maatregel voor veel mensen het gevoel geven dat er meer veiligheid is, maar op de lange termijn zal dit niet het geval zijn.10
Advocaat Niek Heidanus is van mening dat het tbs-systeem te veel onder druk wordt gezet door de samenleving. De zedendelinquenten in onze maatschappij zijn volgens Heidanus niet veranderd, maar de manier waarop de maatschappij over ze denkt is wel veranderd. Heidanus vindt tbs een goed systeem dat de samenleving veiliger maakt, maar door de politiek wordt het systeem alleen maar verder afgeknepen. Hij voert aan dat de stoornissen van de mensen die tbs opgelegd krijgen over de jaren heen niet echt zijn veranderd. De gemiddelde behandeltijd van een tbs-gestelde is dat wel. Het verlofsysteem wordt op slot gezet en daardoor is het lastig voor advocaten om hun cliënt te adviseren om mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek, omdat het steeds lastiger wordt om uit de tbs komen. De behandeltijd wordt langer en er wordt minder snel verlof toegekend.11 Heidanus geeft aan dat de recidive onder tbs-gestelden veel lager is dan onder delinquenten die een lange gevangenisstraf hebben gehad. De aanscherping van de tbs regeling maakt volgens Heidanus de samenleving juist onveiliger.12
Landen met langdurig of levenslang toezicht
Er zijn een aantal landen waar op vergelijkbare wijze wordt omgegaan met forensische psychiatrische patiënten en delinquenten als in Nederland. Engeland/Wales, Canada en Duitsland zijn hier voorbeelden van. In deze landen is levenslang of langdurig toezicht al mogelijk. In Engeland/Wales is er geen maximum aan de duur van voorwaardelijke invrijheidstelling in het kader van een civiele of een strafrechtelijke gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis als het gaat om een Hospital Order. Een Hospital Order is een gedwongen opname in een psychiatrische instelling. Engeland en Wales kennen beiden een rechtssysteem waarbij naast maatregelen, langdurig of levenslang toezicht ook mogelijk is bij straffen. Deze juridische maatregelen zijn terug te vinden in de Mental Health Acts (MHA).13 In Canada is dit hetzelfde geval wanneer het gaat om NGRMD, Not Guilty by Reason of Mental Disorder. Periodiek wordt er getoetst of de maatregel moet worden verlengd. Dit is ook het geval als de betrokken
persoon met voorwaardelijke invrijheidsstelling in de maatschappij verblijft. Deze toetsing wordt gedaan door gespecialiseerde colleges, die bestaan uit minimaal vier leden met minstens één lid die psychiatrisch geschoold is. Naast deze vier leden is er een rechter die voorzitter is van het college.14 Duitsland kent wel een voorwaardelijke invrijheidsstelling die gebonden is aan een maximum duur. Dit is ook het geval als het gaat om delinquenten met een levenslange gevangenisstraf. Naast deze regeling bestaat er ook wetgeving in Duitsland die langdurig of voor onbepaalde tijd voorwaardelijke invrijheidsstelling mogelijk maakt bij bepaalde typen delicten. Deze wetgeving wordt toegepast als het gaat om ernstige (zeden)delicten, waarvoor levenslange gevangenis niet kan worden opgelegd. Duitsland kent ook een rechtssysteem, waarbij voor zowel maatregelen als straffen langdurig of levenslang toezicht mogelijk is.15
In de rechtssystemen van deze landen is terug te vinden dat het belangrijk is om de maatschappij te beschermen tegen ernstige gewelds- of zedendelicten. De rechtssystemen maken het mogelijk en vinden het belangrijk dat de betrokkene terug kan keren in de maatschappij wanneer de straf of maatregel is afgelopen. Canada, Duitsland en Engeland/Wales kennen alle een strafrechtelijke maatregel voor gedwongen opname in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis. Deze maatregel wordt uitgevoerd om de maatschappij te beschermen. Na de maatregel heeft de betrokkene de mogelijkheid terug te keren in de maatschappij. Hierbij wordt regelmatig onderzocht of de terugkeer veilig genoeg is voor de maatschappij. Daarnaast kent ook elk land na afloop van een gevangenisstraf en voorwaardelijke invrijheidsstelling. Ondanks deze rechtssystemen, hebben de landen alle te maken met een aantal knelpunten. Een groot probleem is onder andere de doorstroming van forensisch psychiatrische patiënten. Daarnaast hebben ze te maken met gewelds- en zedendelinquenten met psychische stoornissen, waarbij het recidiverisico door behandeling onvoldoende is verminderd. Veel landen hebben het doel om recidiverisico te verminderen. Dit doen zij door verschillende behandelprogramma’s op te richten. Of iemand behandelbaar is, is volgens Nagtegaal en de Kogel een lastig vraagstuk. Dit komt doordat het van verschillende factoren afhangt of iemand behandeld kan worden en deze factoren kunnen door de tijd heen veranderen. Er zijn landen die voorop lopen bij de ontwikkeling van behandelprogramma’s, maar ook zij hebben allen te maken met dezelfde vraagstukken en keuzes.16
Recidive ontwikkeling Nederland
De terbeschikkingstelling als maatregel heeft tot doel het beschermen van de samenleving. Personen die als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis een delict plegen, zijn vanwege deze gebreken in mindere mate strafbaar. De tbs-maatregel dient de samenleving te beschermen tegen te verwachten misdrijven van deze persoon. Het is dus erg belangrijk om gegevens te hebben over de recidive van tbs-gestelden om te kunnen beoordelen in hoeverre de tbs-maatregel daadwerkelijk zijn doel bereikt.17 Er zijn door de jaren heen daarom verschillende onderzoeken gedaan naar recidive onder ex-tbs-gestelden.
Uit onderzoek is gebleken dat het percentage recidivisten met een zeer ernstig delict over de tijd toeneemt. Dit houdt in dat het percentage stijgt naarmate een delinquent langer in de samenleving is. Bij zedendelinquenten met een zeer ernstig delict is het percentage na drie jaar na uitstroom uit de tbs 10,1%, na negen jaar is dit percentage 20,5% en na achttien jaar is dit percentage gestegen tot 30,5%. Bij zedendelinquenten is deze toename sterker dan bij niet-zedendelinquenten. Bij niet-zedendelinquenten is het percentage na drie jaar na uitstroom uit de tbs 9,5%, na negen jaar is dit 16,1% en na achttien jaar gaat het om 20,5%.18 De resultaten uit dit onderzoek geven dus een inzicht in de recidive op langere termijn: van drie tot achttien jaar na uitstroom uit de tbs.19 Volgens Schönberger en De Kogel kan het zo zijn dat de percentages in de latere jaren minder betrouwbaar zijn geworden. Dit komt vanwege het feit dat de observatie toeneemt in de loop der jaren. De percentages hebben daardoor betrekking op een kleiner wordende groep uitgestroomde tbs-gestelden, want de tbs-gestelden die recent zijn uitgestroomd kunnen niet de gehele observatieperiode van 18 jaar worden gevolgd. In de latere observatiejaren is er geen rekening gehouden met de effecten van de eerdere ontwikkelingen binnen de tbs, zoals bijvoorbeeld de longstay en de verbetering van risicotaxatieinstrumenten.20 De manier waarop de tbs is beëindigd, recidive tijdens de tenuitvoerlegging van de tbs en ongeoorloofde afwezigheid tijdens de tenuitvoerlegging zijn factoren die van invloed zijn op recidive. Jonge personen die tbs krijgen opgelegd en die al veel eerdere veroordelingen hebben, recidiveren na tbs redelijk vaak. Deze samenhang is ook terug te vinden in regelovertreding tijdens de tbs. Daarnaast is er een verband tussen recidive en het feit of er wel of niet sprake is geweest van proefverlof. Recidive vindt meer plaats wanneer er geen sprake is geweest van een proefverlof.
De manier van beëindiging van tbs, contrair of conforme beëindiging, is ook van invloed op recidive. Recidive bij de meest risicovolle vormen is het moeilijkst te voorspellen. Dit geeft een probleem op het gebied van beleidsbeslissingen, die worden overwogen om ernstige recidiverisico’s na tbs te beperken.21 Er blijft altijd een mate van recidive na beëindiging van tbs die als onvermijdelijk moet worden beschouwd, hier valt ook ernstige recidive onder. Volgens onderzoeker Ed. Leuw zal een verlenging van behandeltermijnen, als poging om risico’s uit te sluiten, ongewenste consequenties hebben. Redenen die hij hiervoor aanvoert zijn onder andere legitimiteits-, budgettaire- en rechtspositionele problemen en daarnaast zal de tbs-sector verder verstopt raken. De selectiecriteria aan het einde van de tbs verhogen zal volgens Leuw ertoe leiden, dat het onvermijdelijk is dat er meer tbs-gestelden ten onrechte binnen de tbs worden vastgehouden.22
Conclusie
Door de jaren heen is recidive toegenomen en uit onderzoek van het WODC is gebleken dat het risico op recidive stijgt naarmate een tbs-gestelde langer in de samenleving is. Volgens Schönberger en de Kogel kan het echter zo zijn dat deze percentages minder betrouwbaar zijn geworden doordat de observatie in de loop der jaren is toegenomen. De RSJ geeft ook aan dat er in de latere observatiejaren waarschijnlijk geen rekening is gehouden met de ontwikkelingen binnen de tbs, zoals het invoeren van longstay. Daarnaast is het recidivepercentage onder tbs-gestelden veel lager dan bij delinquenten die een lange gevangenisstraf hebben gehad.
Recidive zal altijd blijven bestaan na behandeling: dit is onvermijdbaar. Er zijn landen waar al wel regelingen bestaan omtrent langdurig en levenslang toezicht, maar in deze landen is ook nog steeds sprake van recidive en problemen zoals de doorstroming van tbs-gestelden. Daarnaast zijn er nog steeds delinquenten waarbij het recidive-risico onvoldoende vermindert ondanks de behandelingen Er zijn verschillende factoren die tijdens de tbs van invloed zijn op recidive. Proefverlof is erg belangrijk: dit zorgt voor een verminderd recidive. Daarom ben ik van mening dat de maatregel die wordt voorgesteld in het wetsvoorstel, het verlengen van de proeftijd, wel moet worden doorgevoerd. Het levenslang toezicht zal naar mijn mening niet zorgen voor verminderde recidive. Tbs moet van binnenuit worden aangepakt, de behandeling moet effectiever worden en de proeftijden verlengd, zodat tbs-gestelden beter aan de samenleving kunnen wennen.
---------------
Eindnoten
1. Kamerstukken II 2013/2014, 33 816, nr. 3, p.1.
2. Kamerstukken II 2012/13, 33 410, nr. 15, p. 26.
3. Ed. Leuw & M. Brouwers, Recidive na de tbs: Patronen, trends en processen en de inschatting van gevaar, Den Haag: WODC 1999, p. 29-30.
4. WWW <http://njb.nl/wetgeving/wetsvoorstellen/langdurig-toezicht.11099.lynkx>.
5. Kamerstukken II 2013/2014, 33 816, nr. 3, p.2.
6. WWW <http://njb.nl/wetgeving/wetsvoorstellen/langdurig-toezicht.11099.lynkx>.
7. Kamerstukken II 2013/2014, 33 816, nr. 3, p.1-2.
8. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, advies 31 mei 2012, p. 5.
9. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, advies 31 mei 2012, p. 21-22.
10. WWW <http://www.nieuws.nl/algemeen/20140224/Strafrechtadvocaat-Knoester-Levenslang-toezicht-pedos-werkt-averechts>.
11. WWW <www.blikopdewereld.nl/rechtspraak/85-tbs/3053-tbs-verlof-is-echt-geen-luxe.html>.
12. WWW <http://www.joop.nl/politiek/detail/artikel/6599_een_functionerend_tbs_systeem_maakt_nederland_veiliger/>.
13. H.J.M. Schönberger & C.H. de Kogel, Wettelijke kaders voor langdurig of levenslang toezicht bij delinquenten in Engeland/Wales, Canada en Duitsland, Den Haag: WODC, Memorandum 2011-5, p.11-13.
14. H.J.M. Schönberger & C.H. de Kogel, Wettelijke kaders voor langdurig of levenslang toezicht bij delinquenten in Engeland/Wales, Canada en Duitsland, Den Haag: WODC, Memorandum 2011-5, p.11-28.
15. H.J.M. Schönberger & C.H. de Kogel, Wettelijke kaders voor langdurig of levenslang toezicht bij delinquenten in Engeland/Wales, Canada en Duitsland, Den Haag: WODC, Memorandum 2011-5, p.28-38.
16. C.H. de Kogel & M.H. Nagtegaal, Gewelds- en zedendelinquenten met een psychische stoornis, een inventarisatie van wetgeving en praktijk in het forensisch psychiatrische systeem en het gevangenissysteem in Engeland, Duitsland, Canada, Zweden en België, Den Haag: WODC 2006, p. 313-315.
17. J.L. van Emmerik, Tbs en recidive: Een vervolgstudie naar de recidive van ter beschikking gestelden van wie de maatregel is beëindigd in de periode 1979-1983, Arnhem: WODC 1989, p.1.
18. H.J.M. Schönberger & C.H. de Kogel & I.M. Bregman, Kenmerken en recidivecijfers van ex- terbeschikkinggestelden met een zedendelict, Den Haag: WODC, Memorandum 2012-1.
19. Kamerstukken II 2013/2014, 33 816, nr. 3, p.21-22.
20. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Reactie op het conceptwetsvoorstel langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, advies 31 mei 2012, p. 16.
21. Ed. Leuw & M. Brouwers, Recidive na de tbs: Patronen, trends en processen en de inschatting van gevaar, Den Haag: WODC 1999, p. 4-5.
22. Ed. Leuw & M. Brouwers, Recidive na de tbs: Patronen, trends en processen en de inschatting van gevaar, Den Haag: WODC 1999, p. 105-107.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen