Interview met rechter-commissaris Mr. F. Janssens
Geschreven door: Renate Warries en Larissa Schut
Geïnterviewd door: Ronald Knegt en Larissa Schut
Mr. dr. Fred Janssens is rechter-commissaris (hierna: RC) bij de afdeling Strafrecht aan de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. De Asegacommissie sprak hem in het kabinet van de RC en wel in de verhoorzaal. Wat hem als rechter-commissaris bezig houdt en wat zijn visie op de rechtspraak is, is te lezen in dit interview. Benieuwd wat hij van het lustrumthema vindt? Ook daar gaat hij op in!
U heeft, net als wij nu doen, rechten aan de RUG gestudeerd. Heeft u naast uw studie nog nevenactiviteiten ondernomen en heeft u op dat gebied nog tips aan de huidige student?
Ik heb nooit in het bestuur of in een commissie van een studentenvereniging gezeten. Ik had m’n handen vol aan wat ik toen deed. Wel ben ik in die tijd heel actief geweest voor Amnesty International en zat ik in het bestuur van een culturele club. Mijn advies aan de student is dat het goed is om iets te doen voor de maatschappij en je jezelf dient te ontwikkelen, maar dat hoeft niet altijd binnen een studentenverband. Kijk eens buiten de wereld van studenten; dat is echt heel lonend.
Kunt u eens een korte schets geven van een werkdag of -week van een RC?
Als RC ben je een rechter. Als rechter-commissaris heb je een taak en die is ontleend aan datgene wat in art. 170 lid 2 en art. 180 Sv staat: als onafhankelijke rechter toezicht houden op de opsporing. Ik spoor dus zelf niet op, dat doet de Officier van Justitie (hierna: OvJ), maar ik toets de rechtmatigheid van de inzet van vergaande opsporingsmethoden. Als het dwangmiddel van de bewaring volgens de OvJ moet worden toegepast, moet ik bekijken of dit rechtmatig en daarnaast noodzakelijk is. Ook houd ik toezicht op de voortgang van het onderzoek. Soms duurt het te lang. Dan bel ik de Officier van Justitie op om te vragen hoe het staat met de voortgang van de zaak. Naast mijn werk als RC doe ik ook enkelvoudige zittingen, zoals economische politierechterzittingen.
Wat heeft u vandaag dan zoal meegemaakt?
Vandaag heb ik een voorgeleiding gedaan, dat wil zeggen: de bewaring bevolen. Overigens heb ik vandaag ook een vordering tot bewaring afgewezen, aangezien er geen gronden voor voorlopige hechtenis waren. Daarnaast heb ik de OvJ gemachtigd om een aantal telefoontaps te bevelen en toegestaan dat ergens vertrouwelijke communicatie wordt opgenomen. Morgen staat er een getuigenverhoor op het programma. De bedoeling is dat daardoor meer relevante feiten in een strafzaak boven water komen. Gisterochtend had ik twee doorzoekingen.
Gaat u altijd mee met deze doorzoekingen?
De wet gaat er vanuit dat de RC ‘zoekt’. Het betekent dat onder diens leiding er door de politie wordt gezocht om spullen in beslag te nemen. Zelf trek ik de plastic handschoentjes nooit aan, hoor! Dus ja, in de regel ben ik aanwezig, maar soms heb ik daar geen tijd voor. In zo’n geval machtig ik de Officier van Justitie de zoeking feitelijk te leiden en blijf ik telefonisch bereikbaar. Dat de RC in beginsel ter plaatse is heeft met de zwaarte van het dwangmiddel zoeking ter inbeslagneming te maken. Vergeet niet dat een doorzoeking nogal wat is. Je komt in een woning, gaat door iemands persoonlijke bezittingen en je zoekt in andermans slaapkamer. In principe moet daar gewoon een RC bij aanwezig zijn.
Een RC is dus gewoon een rechter. Denkt u dat alle rechters een goede RC kunnen zijn?
Zeker. Je bent rechter, dus je wordt verondersteld in alle gebieden werkzaam te kunnen zijn. Het is wel zo dat het de één wat beter ligt dan de ander. Een paar jaar ervaring als strafrechter hebben, lijkt mij wel erg handig. Vroeger bestond er wel de neiging om de jongste bediende RC te maken, maar dat is nu niet meer wenselijk. De functie is zodanig zwaar geworden dat strafrechtelijke ervaring, bijvoorbeeld door het doen van zittingen, zeer aan te bevelen is. Je moet als RC daarnaast ook wel een bepaalde mate van overwicht hebben, bijvoorbeeld in het geval van bepaalde advocaten met wie je als RC veel één-op-één contact hebt. Het is toch anders dan in de zittingszaal, maar ik denk zeker dat de meeste collega’s met wat ervaring een goede RC zijn. Je moet in alle gevallen namelijk doortastend, maar ook kritisch zijn en bovenal snel beslissingen kunnen nemen. Daarnaast moet je als RC goed kunnen luisteren, je goed kunnen inleven in een situatie en daarnaast persoonlijke gevoelens elders kunnen parkeren. Overigens wordt dat van elke rechter verwacht!
U ziet heel wat verdachten voorbij komen. Is dit een bepaald type mens of is er geen peil op te trekken?
Als je naar de droge statistieken kijkt, zijn de verdachten vaak mensen die zich aan de onderkant van de samenleving bevinden. Naar wat ik zie, klopt dat eerlijk gezegd ook wel. De welgestelde witteboordencrimineel zie je hier minder, hetgeen niet wil zeggen dat ze er niet of minder zijn, maar die worden kennelijk minder voorgeleid. Toch, als je kijkt naar bijvoorbeeld levens- en geweldsdelicten, dan zie je jonge kinderen tot en met oudere mensen van tachtig jaar voorbij komen. Wat dat betreft is er dus ook weer geen peil op te trekken. Wat wel een aardige waarneming is, is dat als je een dossier leest, je een bepaald beeld krijgt van de verdachte. Geen enkele lezer ontsnapt aan verbeelding. Dan komt de verdachte hier bij mij en vaak denk ik dan: ‘O, dat is toch iemand anders dan ik gedacht had!’ Het beeld kan zo verrassend en anders zijn. Het verhaal van de verdachte is soms iets dat je niet direct uit het dossier afleidt. Ik heb dus niet een bepaald gemiddeld beeld van de personen die hier komen.
Langzaamaan komen we over het lustrum-thema te spreken. Zou u zeggen dat de mens
van nature goed of slecht is?
Ik ben nog niet zo cynisch geworden dat ik de mens één brok ellende vind. In iedereen zit wel iets goed. Sommige mensen moeten dat alleen zelf nog inzien. Ik geloof dat er heel weinig mensen zijn die echt slecht zijn in de zin van ‘ik wil slecht zijn en niet goed’. Bij de verdachten die ik spreek, zit altijd wel een sprankje goeds. De vraag is waarom dat goede dan niet prevaleert boven het slechte. Die balans is vaak zoek. Naar mijn inzicht is er in veel situaties sprake van onmacht, in plaats van botte slechtheid.
Merkt u niet dat uw mensbeeld enigszins veranderd is door al die verdachten die
u te spreken krijgt?
Van nature ben ik een optimistisch persoon. Wel heb ik oog voor bepaalde situaties gekregen, waardoor ik bijvoorbeeld in de stad ergens met een boog om heen loop. Ik ben niet per definitie bang of cynischer geworden, maar wel oplettender, zeker.
Even iets uit de actualiteit. Onlangs was er een congres waar het opleggen van voorlopige hech-tenis in Nederland flink onder de loep werd genomen. Sprekers waren zeer kritisch: ‘het opleggen van voorlopige hechtenis is routine en geen maatwerk’ en ‘we nemen een loopje met de regels van voorlopige hechtenis: het is een
zooitje’. Hoe ziet u dat? Bent u het met de sprekers eens dat dit onderwerp van discussie
moet zijn?
Ik weet niet in hoeverre het opleggen van voorlopige hechtenis als een routineklus wordt beschouwd,
maar wat ik wel weet is dat drie rechters uit Rotterdam het onderwerp aan de kaak hebben gesteld. Zij gaven aan dat we wel erg snel de voorlopige hechtenis toepassen en dat het ook schort aan de motivering van de beslissing daartoe. Gelukkig zingt die kritische houding nu wel rond in rechtersland. In Groningen zijn we daar met onze rechters en RC’s in ieder geval stevig mee aan de slag gegaan. In dit kabinet doen we erg ons best om van de voorlopige hechtenis geen routineklus te maken. Als rechter heb je de verantwoordelijkheid om goed te toetsen of de verdachte vast moet komen te zitten, ja of nee. Naast de eisen die art. 67 Sr stelt (red: de gevallen), moet er ook worden nagegaan of er gronden voor zijn. Daarnaast moet altijd getoetst worden of de voorlopige hechtenis ècht noodzakelijk is, of de inzet van dat middel in een geval proportioneel is en niet in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Tenslotte worden onze beslissingen zoveel mogelijk gemotiveerd. De verdachte en diens raadsman, maar ook de OvJ mogen weten waarom wij als RC’s tot een bepaalde beslissing komen. Ook de raadkamer, die over de gevangenhouding beslist, mag wel weten, vinden wij, wat onze gedachtegang is geweest. Als de sprekers menen dat we soms wel erg snel de voorlopige hechtenis bevelen, dan denk ik dat die stelling niet onwaar is. Als de sprekers doelen op de motiveringsplicht die rechters hebben, hebben ze ook een punt. Ik vind dat er veel te weinig gemotiveerd wordt. Dit is ontzettend belangrijk en daarom wordt er bij ons veel over gediscussieerd. Procespartijen en ook de samenleving hebben er, zoals gezegd, recht op. Daarbij draagt de wet ons die motiveringsplicht gewoon op, lees art. 78 Sv er maar op na.
Als rechter dient u inderdaad de wet toe te passen. Zijn er ook wetten die u liever niet
toepast of omzeilt?
Het begint een beetje ‘kijk in de ziel van mij’ te worden, vind je niet? Om antwoord op je vraag te geven: vrij veel recente strafwetgeving vind ik tamelijk opportunistische trekken hebben. Niet alles, maar toch vrij veel is ontsproten aan de waan van de dag. Toch is het gewoon zo, dat je als rechter de wet dient toe te passen en je persoonlijke gevoel over een wet daarbij niet een rol mag spelen. Bij dit persoonlijke gevoel liggen voor mij wel grenzen. Als bijvoorbeeld ooit de doodstraf wordt ingevoerd, ga ik wel nadenken of ik überhaupt rechter wil blijven.
Heel concreet: welke wet zou u willen afschaffen?
Ik denk direct aan art. 22b Sr (red: verbod kale taakstraf). Afschaffen die bepaling! Die is puur en alleen als gevolg van een slechte Zembla-uitzending, kritiekloze politici en dito media in ons wetboek gekomen.
En als we het positiever benaderen: als u in één dag een bepaald wetsvoorstel er doorheen zou krijgen, wat zou u dan direct willen veranderen?
De levenslang-kwestie. Er moet wat mij betreft onmiddellijk een wet komen die het mogelijk maakt om een opgelegde levenslange gevangenisstraf binnen een nader te bepalen tijd te evalueren, opdat de gestrafte toch nog enig perspectief heeft op leven als vrij man. Mij lijkt de huidige wijze waarop die straf wordt toegepast, niet in lijn met de Vinter-zaak, en los daarvan, überhaupt in strijd met de rechtvaardigheid. Gelukkig maakt jullie docent mr. dr. Van Hattum zich sterk voor een ‘humane’ levenslange gevangenisstraf met haar Forum Levenslang. Ik kan mij in de doelstelling van Forum geheel vinden en ben er dan ook lid van. Daarnaast is er nog een prangende en tamelijk principiële kwestie: het verbod op toetsing aan de Grondwet. Het verbod zou binnen één dag moet worden opgeheven. Helaas denkt de meerderheid van de Tweede Kamer daar anders over. De visie is nu dat alleen de wetgever, en niet de rechter, er wetten aan mag toetsen. De rechter, zo stelt men dan, is immers niet democratisch gekozen. Het is, denk ik, een onthullende visie op hoe de meerderheid van de Tweede Kamer naar de derde staatsmacht kijkt. Door de rechter te blijven verbieden aan de Grondwet te toetsen, wordt zij als een soort Assepoester aan de kant geschoven!
Zo te horen heeft u wel een bepaald toekomstbeeld voor ogen. Hoe staat het met de toekomst van de rechtspraak? Zijn er zaken veranderd over tien jaar en waar liggen die verschillen denkt u?
Dat vind ik moeilijk voorspelbaar. We hebben allemaal een ideaal. Ik geloof sterk dat de rode draad van de rechtstaat is dat je mensen beschermt tegen de almacht van de overheid. De voornaamste functie van het recht is het beschermen van de burger tegen die macht. Met die achterliggende gedachte moet ons recht zich blijven ontwikkelen. Wetenschappelijke ontwikkelingen leren ons nieuwe inzichten en daar moet het recht op in blijven spelen. Ik moet zeggen dat ik momenteel niet buitengemeen blaak van optimisme over de positie van de rechtspraak.
Gaat u eens wat dieper in op dat laatste. Doelt u hierbij op de verhouding tussen
overheid en rechtspraak?
Die is vrij problematisch momenteel. Nog los van alle actuele ontwikkelingen in de rechtspraak, lijkt het er sterk op dat de rechtspraak als een soort dienstverlenende instelling ten behoeve van de overheid wordt beschouwd. Daardoor dreigt de rechtspraak, en dan in het bijzonder de rechter, te verambtelijken. Je ziet het ook aan de hijgerigheid in media en politiek, als bepaalde, individuele beslissingen, politiek even niet uitkomen. Denk aan de commotie die is ontstaan rondom de besluiten die destijds rond Volkert van der G. genomen werden of kritiek vanuit de Minister op individuele vonnissen. Wat dat betreft ben ik dus niet heel optimistisch over hoe de overheid de rechtspraak ziet.
De rechtspraak behoort zich te ontwikkelen als honkvaste beschermer van de rechtstaat. Als dat wegvalt, dondert alles in elkaar. De rechtspraak moet er, in de verhouding met de overheid, voor waken dat zij niet teveel op de stoel van de wetgever gaat zitten. Dat gevaar is niet denkbeeldig; niet alleen moet de rechter beslissingen nemen in zaken die door de wetgever niet afdoende zijn geregeld. Ook moet het niet zo zijn dat de rechter zich uitlaat over - misschien terecht slechte - wetgeving van de wetgever, door daar een uitleg aan te geven die evident niet strookt met de strekking ervan. Gelukkig komt dat laatste, althans in het strafrecht, niet voor. Hoe dan ook, waar het om gaat is de verhouding tussen wetgever en rechtspraak in stand te laten, en daarmee, denk ik, het vertrouwen in elkaar.
Hoe moet die verhouding tussen overheid en rechtspraak dan zijn volgens u? Kunt u uw rol als rechter beter uitoefenen met veel of weinig regels?
De verhouding moet het product zijn van wat ik zojuist zei. De burger, en uiteindelijk ook de samenleving, heeft baat bij onafhankelijke rechtspraak. Een rechtspraak die het evenwicht bewaakt tussen de twee andere machten. Daarbij is het belangrijk dat wetgever en rechtspraak elkaar vertrouwen. De tweede vraag is een boeiende: het gaat er om dat de regels, de wetten, goed doordacht zijn en adequaat zijn geformuleerd. Vervolgens komt het aan op de rechtsvormende taak van de rechter, uiteindelijk de Hoge Raad, om daardoor ‘moeilijke gevallen’ op te lossen. Dat levert soms beslissingen op, waaruit blijkt dat de wet misschien toch niet helemaal goed in elkaar zat. Dan is de wetgever aan zet. Het is beter voor het vertrouwen in elkaar dan dat de wetgever laat blijken, ontevreden te zijn met een rechterlijke uitspraak.
Leukst:
Het leukst vind ik het contact met de verdachten en het horen van hun verhalen. Dat is echt het mooiste aan mijn vak. Je ziet allerlei soorten mensen voorbij komen: van directeuren die geklierd hebben met de aandelen tot boeren die ergens mest hebben gedumpt waar het niet mag.
Minst leuk:
Het minst leuk vind ik de getuigenverhoren van zaken die zich al jaren geleden hebben afgespeeld. Het is dan moeilijk te beoordelen of het geheugen van iemand die jaren geleden iets gezien heeft, net zo betrouwbaar is als het geheugen van de getuige die er gisteren bovenop stond. En dan maar als getuige volhouden dat je alles nog weet, je niet beïnvloed bent en je bij je verklaringen blijft.
Spannendst:
Het meest spannende aan mijn werk dat zouden wel eens de voorgeleidingen van verdachten in grote zaken kunnen zijn. Je weet dat die zaken in het middelpunt van de belangstelling staan. Er komt in zo’n zaak dan een verdachte binnen, die je vervolgens weer naar huis stuurt, omdat er bijvoorbeeld geen ernstige bezwaren aanwezig zijn. Je moet dan de moed hebben om als rechter een beslissing te geven, waarvan je weet dat die tegen andere belangen ingaat. In het betonen van die moed, die elke rechter op een zeker moment moet kunnen tonen, zit wel iets spannends, ja. Blijf je als rechter kritisch en overeind staan, ondanks de druk die je dan voelt?
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen