Juridische publicaties

Inhumane gevangenisbehandeling in Nederland?

  • Interessant
  • 18 minuten (3517 woorden)

Inhumane gevangenisbehandeling in Nederland? Door Lou Jimmy Girigori

In 2017 werd door Amnesty geschreven dat in Nederlandse gevangenissen gedetineerden inhumaan worden behandeld. Dit is als we te maken hebben met verdachten van terrorisme die in de gevangenis zijn opgesloten op de Terrorisme Afdeling. Gedetineerden hebben vrijwel geen contact met elkaar en met de buitenwereld. Ze worden regelmatig naakt gevisiteerd. Ze mogen één uur per week persoonlijk bezoek ontvangen en hebben daarbij minimaal contact. De visitatie wordt gevolgd met een glazen wand ertussen, of met een enkele handdruk.[1] Niet alleen terreurverdachten, maar ook verdachten die geen veiligheidsrisico vormen, niet gewelddadig zijn of waren, komen zonder uitzondering in dit strenge gevangenisregime terecht. Zo kwam er een vrouwelijke verdachte in 2015 terecht in dit gevangenisregime, maar die ten slotte tot 7 dagen cel werd veroordeeld wegens het ‘retweeten’ van één opruiende tweet.[2]

Nederland kent twee terrorismeafdelingen: in Vught en Rotterdam. Verdachten worden hier apart gedetineerd om radicalisering van andere gevangen te voorkomen. Gedetineerden, officiers en ook advocaten klagen over het strenge regime van deze afdeling.[3] Gedetineerden beklagen zich over de vernederende visitaties die ze bij ieder contact met de buitenwereld moeten ondergaan. Hierbij moeten ze zich ontkleden, bukken en hun geslachtsdelen optillen. Zij worden ook voortdurend afgeluisterd. Het gaat niet alleen om telefoongesprekken, maar ook in de gangen en de gezamenlijke ruimte hangen microfoons.[4] Is deze soort gevangenisbehandeling gerechtvaardigd door de Nederlandse rechtsorde? Niet alleen terreurverdachten, maar ook drugsverslaafden die binnen een penitentiaire inrichtingen binnen komen worden gedwongen tot het afkicken. Wat voor rechten hebben gedetineerden binnen een penitentiaire instelling? Komt dit overeen met de mensrechten die zijn vastgesteld in het volkenrecht? Hoe zou een gedetineerde in een ander land behandeld worden? Dit artikel zal deze onderwerpen behandelen.

Wat voor rechten heb je als gedetineerde in Nederland?

Volgens de Nederlandse rechtsorde heeft elk gedetineerde recht op bezoek, medische zorg en verlof. Ook heeft elke gevangenis eigen huisregels die de rechten en plichten van gedetineerden bepalen. Daarnaast heeft de Penitentiaire Beginselenwet, een wet in formele zin, regels waar de onaantastbaarheid van het lichaam, kleding, de van het lichaam afgescheiden stoffen en de verblijfsruimte van de gedetineerde kan worden beperkt ex art. 27 Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw).

Het recht op bezoek houdt in dat de gedetineerde contact mag hebben met de buitenwereld via brieven en telefoon. De gedetineerde moet zelf de familie en vrienden inlichten in welke gevangenis zij verblijven. De gevangenissen geven geen adressen door van iemand die in de gevangenis zit vanwege privacyregels.[5] Een gedetineerde heeft recht op ten minste 1 uur bezoek per week. Bij een gevangenisbezoek is, afgezien van een korte begroeting en kort afscheid, verder lichamelijk contact niet toegestaan.[6]

In Nederland heeft ieder mens recht op gezondheidszorg. Dit geldt ook voor burgers die een vrijheidsstraf ondergaan. Elke gedetineerde heeft toegang tot medische zorg (lichamelijk en geestelijk), die gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij, maar wel past binnen de beperkingen van een gevangenisstraf.[7] Eén van deze beperkingen speelt bij drugsverslaafden. Gedetineerden die verslaafd zijn aan drugs kunnen in de Nederlandse penitentiaire inrichtingen niet altijd aanspraak maken op passende zorg. Normaliter moeten verslaafden zichzelf opgeven voor een afkickprogramma, maar in een penitentiaire inrichting komt gedwongen afkick regelmatig voor. Zo zijn er inrichtingsartsen die geen methadon verstrekken aan verslaafden die voorafgaand aan hun detentie wel met methadon kregen.[8]

De directeur, die het beheer van een inrichting of afdeling vaststelt, stelt de huisregels voor de inrichting of afdeling vast op grond van art. 5 lid 1 Pbw. Deze regels moeten wel een aanvulling zijn op de bij of krachtens deze wet gegeven regels en met inachtneming van het dienaangaande door de Minister van Justitie vast te stellen model en door deze te geven aanwijzingen. Aan de directeur zijn ook de beslissingen voorbehouden omtrent het onderzoek in het lichaam ex art. 5 lid 4 sub e Pbw. Hieromtrent is de directeur bevoegd op grond van art. 29 Pbw een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is, in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. Het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde omvat mede het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de gedetineerde. Het onderzoek aan de kleding van de gedetineerde omvat mede het onderzoek van de voorwerpen die de gedetineerde bij zich draagt of met zich meevoert. Het onderzoek aan het lichaam van de gedetineerde wordt op een besloten plaats en, voor zover mogelijk, door personen van hetzelfde geslacht als de gedetineerde verricht. Onderzoek aan het lichaam wordt in de praktijk veelal aangeduid met de term visitatie.[9]

Behalve het recht om onderzoek te doen aan het lichaam kan de directeur op basis van art. 31 Pbw ook onderzoek doen in het lichaam. Art. 31 Pbw geeft de directeur de bevoegdheid om te bepalen of een gedetineerde in het lichaam moet worden onderzocht. Dit is wel alleen mogelijk indien het ter noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel voor de gezondheid van de gedetineerde. Het onderzoek in het lichaam wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.

De wet maakt onderscheid tussen onderzoek aan en onderzoek in het lichaam. Dit onderscheid is onder meer van belang, omdat het onderzoek in het lichaam door een arts dient te worden gedaan. In het kader van het onderzoek aan het lichaam mogen ingevolge lid 4 voorwerpen uit openingen of holten van het lichaam worden verwijderd. Het lijkt erop dat een dergelijke handelwijze in het rapport van de commissie Onderzoek aan het lichaam (Commissie Meijers) wordt gerekend tot onderzoek in het lichaam. Reeds omdat discussie mogelijk is, zal niet terughoudend moeten worden beslist dat een bepaalde handeling onder het regime van art. 31 valt.[10] In art. 31 Pbw gaat het om vergaand onderzoek van holten en openingen dan het louter schouwen hiervan als bedoeld in art. 29. In de MvT worden genoemd: het nemen van een röntgenfoto of het inbrengen van een endoscoop in slokdarm of endeldarm. Een dergelijk onderzoek kan geboden zijn, indien bepaalde feiten of omstandigheden erop wijzen dat de gedetineerde onderdelen of munitie van een vuurwapen of verdovende middelen (cocaïnebolletjes) heeft ingeslikt.[11] Volgens de Commissie Meijers is een röntgenfoto of een endoscopie minder ingrijpend dan inwendig manueel onderzoek. Naarmate het onderzoek ingrijpender is ligt het voor de hand dat het door de arts zelf verricht wordt.[12]

Zoals eerder genoemd beklagen gedetineerden over de vernederende visitaties die gebeuren binnen de terrorisme afdeling in de penitentiaire inrichtingen. Deze visitaties houden in dat gedetineerden zich moeten ontkleden, bukken en hun geslachtsdelen moeten optillen. Dit gebeurt na ieder contact met de buitenwereld. Deze handeling wordt voorgelegd in art. 29 Pbw. Art. 29 Pbw zegt dat  het ook geoorloofd is indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. In de MvT is genoemd dat een onderzoek aan lichaam en kleding in het bijzonder van belang is voor de voorkoming van ontvluchtingen en het daardoor ontstane gevaar voor het begaan van nieuwe delicten, alsmede het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting vereisen dat een gedetineerde aan zijn lichaam en kleding onderzocht moet kunnen worden.[13] In de jurisprudentie worden duidelijke grenzen uitgelegd in het geval wanneer het wel of niet mag. Bijvoorbeeld visitatie van de gedetineerde na een bezoek aan een medewerker van het Bureau voor Rechtshulp is niet onredelijk of onbillijk nu de gedetineerde voorafgaand aan dit bezoek in een wachtruimte met andere gedetineerden heeft verbleven.[14] Hiertegenover is een visitatie na ambtelijk bezoek en inzage in het penitentiair dossier onredelijk en onbillijk nu deze niet nodig was ter handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Evenmin is visitatie toegestaan na bezoek aan het spreekuur van een medewerker van het Bureau voor Rechtshulp.[15] Ook stelselmatig visiteren na afloop van advocatenbezoek vormt onevenredig zware belasting voor gedetineerde ten opzichte van doel van directeur, namelijk voorkoming van invoer van contrabande. Daarbij zijn van belang de bijzondere, bij wet geregelde positie van de advocaat en het feit dat nog nooit contrabande zijn aangetroffen na advocatenbezoek.[16]

In Nederland zijn de terrorisme afdelingen gericht op één doel: veiligheid. Het belangrijkste instrument daarvoor was de isolatie van veroordeelde terroristen van de rest van de Nederlandse samenleving. Deze gedachte van veiligheid kan één van de redenen zijn dat de gedetineerden binnen de terrorisme afdelingen deze behandelingen begaan. Maar het kan ook zijn dat de gevangenisbewaarders weinig ervaring hebben om met deze soort gedetineerden om te gaan. Deze behandelingen kunnen een verhoogd risico brengen dat ex-terrorismegevangenen door een te strikte behandeling zich extra gemotiveerd voelen opnieuw geweld te gebruiken.[17]

Internationale regelgeving

Naast de nationale regels die gelden voor gedetineerden zijn er een groot aantal internationale en Europese wetten en regels opgesteld. In elk van de nationale beginselenwetten staat het beginsel van minimale beperking voorop. Dit beginsel houdt met zoveel woorden in dat een ingeslotene aan geen andere beperkingen onderworpen wordt dan die welke noodzakelijkerwijs inherent zijn aan de vrijheidsbeneming.[18] Dit beginsel van minimale beperking is terug te voeren op internationale wet- en regelgeving, te beginnen bij het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: BUPO). Art. 7 BUPO geeft aan dat niemand kan worden onderworpen aan foltering, of aan wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Daarnaast gaat art. 10 BUPO over de menselijke en waardige behandeling van gedetineerden. Lid 1 geeft aan dat allen die van hun vrijheid zijn beroofd dienen te worden behandeld met menselijk en met eerbied voor de waardigheid, inherent aan de menselijke persoon. Lid 3 doelt op het gevangenisstelsel die dient te voorzien in een behandeling van gevangenen die in de eerste plaats is gericht op heropvoeding en reclassering.

Naast deze internationale wet- en regelgeving is veel van de regelgeving waar in Nederland rechtskracht van uit gaat afkomstig uit Europa. Het Europese Verdrag voor de rechten van de mens (hierna: EVRM) zegt dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen op grond van art. 3 EVRM. Het Verdrag geeft ook aan dat eenieder wiens rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel van een nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie ex art. 13 EVRM.

In 2011 is het Nationale Preventiemechanismen (hierna: NPM) opgericht om te voorkomen dat burgers die door de overheid van hun vrijheid zijn beroofd, vernederend en mensonterend worden behandeld. Het NPM ziet op onafhankelijk wijze hierop toe en kan de verantwoordelijken op dit punt adviseren. In Nederland zijn de volgende organisaties aangewezen als nationale preventiemechanisme:

  • De Inspectie Veiligheid en Justitie
  • De Inspectie voor de Gezondheidszorg
  • De Inspectie Jeugdzorg
  • De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

In juni 2016 heeft de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming de inbreuk op art. 3 EVRM, dat een gedetineerde in beginsel zou begaan bij een visitatie op basis van art. 29 Pbw, proportioneel geacht, alleen bij vertrek uit en terugkeer in de inrichting. Alleen in dat geval mag worden gevisiteerd. De inbreuk is noodzakelijk gelet op het feit dat ontvluchting uit de Terroristen afdeling tot grote maatschappelijk onrust zou kunnen leiden.[19]

In december 2003 heeft het Europese Hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) vastgesteld dat het afhangt van de omstandigheden van het geval of de gedraging als een vernederende behandeling in de zin van art. 3 EVRM moet worden aangemerkt. Daarbij let het Hof onder meer op de persoon van het slachtoffer.[20] In casu is zonder toestemming het haar van een gedetineerde afgeschoren. In beginsel betreft dit een gedraging die de menselijke waardigheid kan aantasten, of die gevoelens van inferioriteit kan meebrengen, mogelijk leidend tot vernedering. Na weging van diverse factoren komt het Hof tot de conclusie dat in dit geval art. 3 EVRM is geschonden.

In februari 2014 heeft het EHRM met betrekking tot art. 3 EVRM overwogen dat een behandeling die het individu vernedert of ontaardt en onvoldoende respect toont voor de menselijke waardigheid, of die gevoelens van angst, beklemming of minderwaardigheid veroorzaakt waardoor iemands moreel en fysiek verzet gebroken kan worden, binnen de reikwijdte van het verbod op een vernederende behandeling van dit artikel valt.[21] Hier ging het om een gedetineerde die in een rolstoel zat, omdat hij vanaf zijn middel is verlamd. De gedetineerde moest met hulp van medegedetineerden naar de toiletten en wasruimten, omdat deze niet toegankelijk waren voor rolstoelen. Hij kon niet meedoen aan de buitenactiviteiten, omdat hij niet zelfstandig in zijn rolstoel kon klimmen en de cel niet met rolstoel kon verlaten vanwege een vijf cm hoge drempel. Hij kon niet gaan eten in de gevangeniskantine, omdat hij daar met de rolstoel niet kon komen. Eten moest hem in de cel worden gebracht door medegevangenen. Het Hof heeft op grond van het cumulatieve effect van alle overwegingen vastgesteld dat de detentieomstandigheden onvoldoende rekening hielden met de fysieke handicaps van de gedetineerde. In het bijzonder de onmogelijkheid om zelfstandig de kantine en sanitaire voorzieningen te bereiken en te gebruiken. Plus de onmogelijkheid om zonder assistentie van medegevangenen zich door het gebouw te bewegen en deel te nemen aan de dagelijkse activiteiten. Deze omstandigheden hebben onnodig en vermijdbaar mentaal en fysiek leed en daarmee een zodanige aantasting van de menselijke waardigheid opgeleverd dat sprake is van een schending van art. 3 EVRM.

Samengevat heeft het EHRM de reikwijdte van vernederende behandeling van art. 3 EVRM ruimer uitgelegd in deze twee uitspraken. Ten eerste dat het afhangt van de omstandigheden van het geval of de gedraging als een vernederende behandeling in de zin van art. 3 EVRM moet worden aangemerkt. Daarbij let het Hof onder meer op de persoon van het slachtoffer. Ten tweede dat een behandeling die het individu vernedert of ontaardt en onvoldoende respect toont voor de menselijke waardigheid, of die gevoelens van angst, beklemming of minderwaardigheid veroorzaakt waardoor iemands moreel en fysiek verzet gebroken kan worden.

Gevangeniswezen in het buitenland

De ervaring van elk gedetineerde in de gevangenis is anders. Het gevangenisleven in elk land is verschillend. Maar wat de meeste zeggen over de gevangenissen in Nederland is dat deze als een hotel kan worden ervaren, in vergelijking met andere gevangenissen in het buitenland.

In Colombia is tot op zekere hoogte een gevangenis een afspiegeling van de samenleving. Iedere gevangenis heeft haar eigen sfeer afhankelijk van het regime, het bewakingspersoneel en de aanwezige gevangenen. In het algemeen zijn de omstandigheden in de gevangenissen in Colombia heel wat soberder en strenger dan in Nederland. Meestal verblijven gedetineerden met meerderen in cellen onder zeer primitieve omstandigheden.[22]

In Brazilië, de Filipijnen, Madagaskar, Curaçao, Polen en Mexico zijn de gevangenissen bekend vanwege de barbaarse omstandigheden zoals overvolle cellen, slechte hygiëne, ongedierte en geweld onder de gevangenen.[23] De Filipijnen staat bekend om zijn ‘dansenden gevangenen’ die al miljoenen keren op YouTube bekeken zijn. Om de gevangenen bezig te houden moeten de veroordeelde moordenaars, drugsdealers en verkrachters verplicht één keer per dag dansen. Doe je dit niet, dan wordt je gestraft. Het zelfmoordpercentage in deze gevangenis is erg hoog en de directie heeft haar eigen regels om de orde te bewaken. Om te zorgen dat veroordeelde verkrachters, de laagste in rang in een gevangenis, niet in elkaar worden geslagen schiet de directeur hen bij aankomst in de gevangenis uit voorzorg door hun voet. Zodat de andere gevangenen hen met rust laten. De Koraal Specht op Curaçao wordt ‘De Hel van het Koninkrijk’ genoemd. De gedetineerden spreken er allemaal Nederlands en door de band van Curaçao met Nederland willen zij niets liever dan uitgeleverd worden aan Nederland. De omstandigheden zijn er slecht en de gevangenis staat bekend vanwege grootschalige corruptie.

In België is aan de staat een schadevergoeding opgelegd door het EHRM door schending van art. 3 EVRM.[24] Twee gedetineerden trokken naar het EHRM omdat ze van mening waren dat België art. 3 EVRM niet respecteerde tijdens hun verblijf in de gevangenissen van respectievelijk Vorst en Lantin. De twee gedetineerden waren van oordeel dat ze tijdens hun gevangenisverblijf in mensonwaardige omstandigheden moesten leven. Zo had één van ze tijdens zijn detentie in Vorst, van 5 november 2012 tot 24 januari 2013, minder dan 3 m² persoonlijke ruimte, mocht hij slechts eenmaal per dag voor een uur naar buiten, kon hij niet deelnemen aan andere activiteiten en mocht hij slechts tweemaal per week douchen, met meestal enkel maar koud water. In het geval van de andere gedetineerde, dat slaat op zijn gevangenisverblijf in Lantin vanaf 24 februari 2015, was er geen sprake van een gebrek aan persoonlijke ruimte. Maar het EHRM is wel van oordeel dat er eveneens sprake is van onmenselijke en vernederende behandeling omdat hij wordt blootgesteld aan passief roken en hij eveneens slechts tweemaal per week kan douchen, twee keer per dag buiten mag en er ook in Lantin geen andere activiteiten voorzien zijn zodat de gedetineerden bijna de gehele tijd in de cel zitten.

Conclusie

Het rapport van Amnesty spreekt over de inhumane behandeling van gedetineerden op de terrorisme afdeling van de penitentiaire inrichtingen van Nederland. Volgens het rapport ondergaan gedetineerden vernederende behandeling bij visitaties. De spanning in deze afdeling is hoog. Gevangenisbewaarders hebben hier elke dag te maken met terreurverdachten en ook met terroristen. Zij moeten voorkomen dat verdere radicalisering verspreid kan worden aan de andere gedetineerden.

Het hoofddoel van de terrorisme afdeling is veiligheid. Om veiligheid binnen de afdeling te kunnen garanderen heeft de directeur de bevoegdheid om een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken op grond van art. 29 Pbw. Nu ligt de vraag of deze handeling gelijk te stellen is aan de behandeling die de gedetineerden ondergaan op de terrorisme afdeling. Volgens jurisprudentie zijn de visitaties niet onredelijk en onbillijk, mits de reden is voor de handhaving van de veiligheid. Er moet wel aandacht gegeven worden naar welke omstandigheden deze visitaties gebeuren. Bijvoorbeeld stelselmatig visitaties na afloop van advocatenbezoek kan wel onevenredig zware belasting voor gedetineerde vormen.

Internationale regelgeving heeft een verbod dat eenieder verbiedt om anderen te onderwerpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Deze zijn neergelegd in art. 3 EVRM en art. 7 BUPO. Volgens het EHRM moet er naar de omstandigheden van het geval gekeken worden of de gedraging als een vernederende behandeling in de zin van art. 3 EVRM moet worden aangemerkt. Daarbij let het Hof onder meer op de persoon van het slachtoffer. Daarnaast moet de behandeling die het individu vernedert of ontaardt en onvoldoende respect toont voor de menselijke waardigheid, of die gevoelens van angst, beklemming of minderwaardigheid veroorzaakt, waardoor iemands moreel en fysiek verzet gebroken kan worden. Als deze situaties positief luiden, kan er  sprake zijn van een schending van art. 3 EVRM.

 

[1] T. Rueb, ‘Gevangenisregime terroristen illegaal’, NRC Handelsblad 31 oktober 2017

[2] T. Rueb, ‘Gevangenisregime terroristen illegaal’, NRC Handelsblad 31 oktober 2017

[3] B. van Doorn, ‘OM zet kritische vraagtekens bij strenge detentie in terrorismeafdeling in Vught en Rotterdam’, Omroep Brabant 20 februari 2015

[4] R. Vorstermans, ‘Jihadverdachten stappen naar rechter vanwege ‘vernedering’ op terreurafdeling Vught’, Omroep Brabant 6 mei 2015

[5] Rijksoverheid, ‘Welke rechten heb ik als ik in de gevangenis zit?’, te vinden: www.rijksoverheid.nl

[6] Dienst Justitiële Inrichting, ‘Bezoek’, te vinden: www.dji.nl

[7] Dienst Justitiële Inrichting, ‘Zorg en begeleiding’, te vinden: www.dji.nl

[8] Gezondheidsraad, Behandeling van drugsverslaafde gedetineerden, Den Haag: Gezondheidsraad 2002/08

[9] Schuyt & Jacobs, commentaar op art. 29 Pbw, in: T&C Strafrecht, Deventer: Kluwer 2013

[10] Schuyt & Jacobs, commentaar op art. 29 Pbw, in: T&C Strafrecht, Deventer: Kluwer 2013

[11] Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 52

[12] Schuyt & Jacobs, commentaar op art. 31 Pbw, in: T&C Strafrecht, Deventer: Kluwer 2013

[13] Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 51

[14] CRS 14 april 2000, Sancties 2000, 41

[15] CRS 25 Augustus 2000, D&D 2001, p. 224

[16] Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 4 januari 2008, NbSr 2008, 63

[17] L. Van der Heide, ‘Wat te doen met terreurverdachten’ Het Parool 19 februari 2015

[18] Commissie van Toezicht, ‘Internationale wet- en regelgeving: Gevangeniswezen’, te vinden: www.commissievantoezicht.nl

[19] Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming 24 juni 2016, DD 2016/69, p. 770-771.

[20] EHRM 11 december 2003, ECLI:NL:XX:2003:AO5419

[21] EHRM 6 februari 2014, ECLI:NL:XX:2014:181

[22] Reclassering Nederland, ‘Gearresteerd in Colombia’, te vinden: www.reclassering.nl (laatst geraadpleegd 29 november 2017)

[23] ‘Ewout logeert in de meest ‘Beruchte Gevangenissen’ ter wereld’, RTL Nederland 18 april 2017

[24] B. Broens, ‘België veroordeeld voor 'onmenselijke' situatie gevangenen’, De Tijd 16 mei 2017


De Pij-maatregel; nuttig of nutteloos
29mrt

De Pij-maatregel; nuttig of nutteloos

De PIJ-maatregel; nuttig of nutteloos? Door Saskia van der Velden   De PIJ-maatregel staat voor plaatsing in een inrichting voor...

De aanpak van terugkerende jihadstrijders
29mrt

De aanpak van terugkerende jihadstrijders

De aanpak van terugkerende jihadgangers - Door Matthijs de Bruin Op 13 november 2017 werd terugkerende jihadganger Laura Hansen...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen