Juridische publicaties

Hoe kort mag dat rokje eigenlijk zijn?

  • Interessant
  • 12 minuten (2300 woorden)

Door Saskia van der Velden
Hoe kort mag dat rokje eigenlijk zijn?

 

Het houdt de gemoederen bezig. Op sociale media en in de kring op verjaardagen heeft iedereen het hoogste woord. Verkrachters zijn onmensen en moeten de zwaarste straffen krijgen. Tot dat er meer details de wereld in komen. Het slachtoffer droeg een kort rokje? Was dronken? Fietste helemaal alleen op een verlaten weggetje? Gaat sowieso al met jan en alleman naar bed? Ja, dan vraag je er ook wel een beetje om -  zullen veel mensen dan zeggen (of denken). Waar komt dit gedrag van slachtoffer beschuldigen eigenlijk vandaan en hoe zit het dan juridisch? Wanneer word je verkracht en wanneer is iets een uit de hand gelopen potje seks? Hoe kort mág dat rokje eigenlijk zijn?

 

Ten eerste geef ik een beknopte uiteenzetting gegeven van de term “victim blaming”, voorbeelden uit de praktijk en korte citaten uit onderzoeken naar het ontstaan van dit gedrag. Daarna een duik in de Nederlandse jurisprudentie. Zijn er duidelijke grenzen en in hoeverre komt victim blaming ook daar in terug?

 

Victim blaming/slachtofferbeschuldiging

Wellicht klinkt victim blaming (hierna: slachtofferbeschuldiging) als een modeterm of hype. Het is echter een morele ontkoppeling welke al lang bestaat en veelal onderzocht is. De oorsprong is terug te vinden in het in gelijknamige boek Blaming the Victim geschreven door William Ryan en uitgegeven in 1970. Hij beschrijft slachtofferbeschuldiging als “justifying inequality by finding defects in the victims of inequality”.[i] De ideologie is dit boek is dat slachtofferbeschuldiging gebruikt wordt als wapen om gelijkheid tegen te gaan[ii].

Tien jaar geleden werd er in opdracht van Amnesty International een enquête in het Verenigd Koninkrijk gehouden. Uit deze enquête kwam naar voren dat een derde van de ondervraagde vond dat een flirtende vrouw gedeeltelijk verantwoordelijk is als ze verkracht wordt.[iii] Daarnaast vond meer dan een kwart (26%) dat “sexy” kleding dragen ook bijdraagt aan de schuld aan verkrachting en 1 op de 8 mensen vond dat als een vrouw meerdere seksuele partners heeft ze in het geheel verantwoordelijk is als ze verkracht wordt. Tenslotte vond 30% van de ondervraagde dat een vrouw gedeeltelijk verantwoordelijk is voor haar eigen verkrachting als ze dronken is, van die 30% bleef 37% bij hun standpunt als de vrouw niet duidelijk het woord “nee” tegen de man had gezegd.[iv] 

Sociaal Psycholoog Melvin Lerner verklaart de neiging tot slachtofferbeschuldiging aan de hand van een just the world-theorie. In de jaren 60 liet hij proefpersonen kijken naar hoe de ander stroomstoten kreeg. Hoe minder toeschouwers de ander konden helpen, hoe meer ze diegene gingen kleineren. De verklaring uit dit onderzoek was dat uit ons geloof in een rechtvaardige wereld (just world), waar dingen met een reden gebeuren, slachtofferbeschuldiging ontstaat. In die wereld moeten slachtoffers het onheil wel over zichzelf hebben afgeroepen, want dingen gebeuren met een reden.[v] “Daarnaast willen mensen hun eigen beeld van een veilige wereld overeind houden, denkt Iva Bicanic, hoofd van het Landelijk Psychotraumacentrum en het Centrum Seksueel Geweld in het UMC Utrecht. ‘Als ons veiligheids- en rechtvaardigheidsgevoel wordt getart door een gruwelijke gebeurtenis zoals een verkrachting, proberen we dat gevoel te herstellen door de oorzaak van de gebeurtenis bij het slachtoffer te leggen. Dat maakt dat we weer controle hebben: het slachtoffer deed iets oliedoms, wij zouden zoiets nooit doen, dus ons gebeurt dat niet.”[vi] Dit laatste werkt ook de andere kant op. Slachtoffers geven zichzelf om deze reden vaak de schuld van de verkrachting. Om zo de controle te houden en bij het voorkomen van nogmaals dezelfde domme beslissingen te maken denken zij in de toekomst een volgende verkrachting te kunnen voorkomen. Self-blaming is een belangrijke oorzaak van schaamte bij slachtoffers. Dit kan weer een aandeel kan hebben in het niet aangeven van de verkrachting.[vii]

 

Zedendelicten in het wetboek van Strafrecht.

De in titel XIV van het wetboek van Strafrecht geregelde klassieke zedendelicten kunnen in drie categorieën worden ingedeeld:

  1. delicten gericht tegen de verdraagzaamheid;
  2. delicten gericht tegen het gestelde vertrouwen;
  3. delicten tegen de persoonlijke vrijheid of geweldsdelicten zoals verkrachting en aanranding.[viii]

Voor de meeste gedragingen in Titel XIV geldt een opzetvereiste. Hier kunnen zich met name bewijsproblemen voordoen in de sfeer van het voorwaardelijk opzet.[ix]

De status van het slachtoffer is vaak geobjectiveerd, zodat opzet op die status niet bewezen hoeft te worden. Een beroep op afwezigheid van alle schuld wordt met een beroep op diezelfde ratio niet snel geaccepteerd.[x]

 

Art 242 Sr – verkrachting

Verkrachting kent uiteraard verschillende bestanddelen welke bewezen moeten worden. Voor dit onderwerp worden enkel dwang en causaal verband kort toegelicht.

De strafbaarstelling van het dwingen van een ander tot het ondergaan van ernstige seksuele handelingen staat in het moderne verkrachtingsartikel centraal.[xi]

Voor verkrachting moet er sprake zijn van dwang, dit kan door middel van geweld, maar ook door middel van een ander dwangmiddel. Deze dwangmiddelen moeten van “voldoende kaliber” zijn.[xii] Dit is heel casuïstisch, een ruzie met mishandeling kan voldoende zijn.[xiii]

De dwangmiddelen moeten zodanig zijn dat capitulatie van het slachtoffer normaal te verwachten was, dit wordt psychische causaliteit genoemd.[xiv] Het stelselmatig negeren van het verzet van het slachtoffer kan onder omstandigheden een voldoende causaal verband opleveren.[xv] De dwangmiddelen moeten specifiek gericht zijn op het bewerkstelligen van seksueel contact.[xvi]

 

Jurisprudentie

Wanneer is het slachtoffer dronken genoeg?

In 2015 diende de volgende zaak zich aan bij de rechtbank. Het ging hier om een primaire tenlastelegging welke niet bewezen kon worden en de discussie ontstond om het subsidiair ten laste gelegde. Subsidiair werd aan de verdachte verweten dat hij handelingen met aangeefster [slachtoffer] (hierna: de aangeefster) heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen, terwijl zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. – het slachtoffer stelde dronken te zijn. Het slachtoffer gaf hierover echter verschillende verklaring wat leidde tot de volgende uitspraak.

 “Het hof is van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel is komen te staan dat ten tijde van het seksuele contact tussen de verdachte en de aangeefster bij laatstgenoemde sprake was van een dusdanig verminderd bewustzijn, dat dit aan haar vrije seksuele wilsvorming of -uiting in de weg heeft gestaan. Gebleken is weliswaar dat de aangeefster die avond de nodige alcohol had gedronken, maar mede vanwege haar zeer wisselende verklaringen kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat zij zodanig onder invloed van alcohol was dat zij in relevante mate beperkt was in haar vermogen weerstand te bieden aan de seksuele avances van de verdachte (in het geval zij daarvan niet gediend was) of haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken, laat staan dat de verdachte zich van het een of het ander bewust is geweest, zodat evenmin vast is komen te staan dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte gericht is geweest op het plegen van het feit. 

Dit brengt mee dat de verdachte ook van het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.”[xvii]

 

Ruige seks of verkrachting?

Wederom een zaak uit 2015. In deze zaak[xviii] stelt zowel de aangeefster als verdachte vast dat de seks aanvankelijk vrijwillig begon en bedoeld was als een zogenoemde one-night-stand. Deze vrijwillige seks monde uit in ruige seks waarvan de aangeefster stelt dat zij duidelijk liet weten hier niet van gediend te zijn. Verdachte daarentegen stelt dat ook het ruige gedeelte van de seks op initiatief van aangeefster was en vrijwillig. Voor details verwijs ik naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant op 31 juli 2015. De rechtbank oordeelde hier dat een aantal handelingen welke kunnen wijzen op dwang niet bewezen konden worden omdat zij enkel uit verklaring van aangeefster zelf kwamen. Denk aan: het vasthouden en naar beneden drukken van aangeefster, schreeuwen en bepaalde seksuele handelingen welke wezen op dwang. Wat volgens de rechtbank wel bewezen konden worden waren enkel “normale” seksuele handelingen welke niet wezen op dwang. Dit leidde tot het volgende oordeel. “De rechtbank sluit niet uit dat tijdens de aanvankelijk vrijwillig begonnen seks sprake is geweest van een omslagpunt voor aangeefster. De rechtbank kan echter niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van bepaalde seksuele handelingen, dan wel dat het voor hem ondubbelzinnig duidelijk was of moet zijn geweest dat hij seksuele grenzen overschreed.

Kortom, de voor een bewezenverklaring van verkrachting vereiste dwangcomponent is voor de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet overtuigend vast te stellen.”

 

Van vrijwillige gemeenschap tot verkrachting.

In 2007 deed zich een zaak voor waar verdachte wel werd veroordeeld tot verkrachting ondanks dat, in dit geval twee, slachtoffers in beginsel bereid waren met verdachte gemeenschap te hebben.[xix] Hier werd overwogen: “de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal met vrijheidsberoving gepaard gaande verkrachtingen zoals is bewezenverklaard. Aldus is de verdachte respectloos opgetreden jegens de twee slachtoffers en heeft hij op brute wijze inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en psychische integriteit. De omstandigheid dat beide slachtoffers in beginsel bereid waren om met de verdachte gemeenschap te hebben, geeft de verdachte niet het recht om de overeengekomen of gebruikelijke voorwaarden bij dergelijke contacten te veronachtzamen door met gebruikmaking van grof geweld zijn wensen tegen de zin van genoemde vrouwen door te zetten en daardoor een algeheel gevoel van onveiligheid bij deze vrouwen teweeg te brengen. Daarbij dragen door de verdachte gepleegde feiten een voor de rechtsorde schokkend karakter en daarnaast brengen zij angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.”

 

Opsporing van zedenmisdrijven  

Als er aangifte wordt gedaan van een zedenmisdrijf gaat dit in eerste instantie volgens een vast protocol. Deze begint met een informatief gesprek. Dit gesprek wordt gevoerd met twee zedenrechercheurs. Het doel is het uitwisselen van informatie en het slachtoffer een weloverwogen besluit laten nemen over het wel of niet doen van aangifte. In dit gesprek wordt er gesproken over de consequenties van het doen van aangifte, het proces, wat er te verwachten is van politie en justitie en over de gevolgen voor verdachte bij het doen van een valse aangifte.[xx] Daarnaast maakt de politie een eerste inschatting over de haalbaarheid van de zaak in een eventueel strafrechtelijk onderzoek.[xxi] Vervolgens krijgt het slachtoffer bedenktijd over het doen van aangifte, het gebruik maken van de bedenktijd is niet verplicht.

 

Conclusie

Slachtoffer beschuldiging komt in de maatschappij zeer duidelijk naar voren. Hoewel dit gedrag wellicht onredelijk lijkt, duiden verschillende onderzoeken erop dat dit onderdeel is van het menselijke gedrag. Wellicht bij de een meer aanwezig dan bij de ander. In de Nederlandse rechtspraak lijkt de nuance echter op een andere plek te liggen. Wat het slachtoffer wel of niet wilde verdwijnt meer naar de achtergrond, er moet bewezen worden dat er sprake is van dwang. Dwang en onvrijwilligheid lijken inherent aan elkaar. Maar om verkrachting te bewijzen moet er een aantoonbaar dwangmiddel zijn. In de jurisprudentie worden de overwegingen van rechtbank en hof heel duidelijk uitgelegd. Wanneer de jurisprudentie vergeleken wordt zie je dat het heel casuïstisch is en volgens mij elke keer weer een worsteling voor de rechtbank. Er komt duidelijk naar voren dat het vaak het woord van verdachte tegenover die van aangeefster is. Dit laatste maakt het een ontzettend lastig vraagstuk. Gelukkig zijn er naast het strafrecht ook nog hulporganisaties voor aangeefster zoals slachtofferhulp en centrum seksueel geweld.

 

 

 

 

[i] William Ryan, Blaming the Victim, New York: random house of USA Inc, 1976, p.2

[ii] William Ryan, Blaming the Victim, New York: random house of USA Inc, 1976, p.3

[iii] Press releases, UK: New poll finds a third of people believe women who flirt partially responsible for being raped, www.amnesty.org.uk, laatst geraadpleegd 12-09-2017.

[iv] ICM interviewed a random sample of 1,095 adults aged 18+ by telephone on 7-9 October 2005. Interviews were conducted across the country and the results have been weighted to the profile of adults. ICM is a member of the British Polling Council. www.icmunlimited.com, laatst geraadpleegd 12-09-2017.

[v] Daphne van Paassen, waarom slachtoffers vaak de schuld krijgen, Psychologie Magazine, 15 september 2016.

[vi] Daphne van Paassen, waarom slachtoffers vaak de schuld krijgen, Psychologie Magazine, 15 september 2016.

[vii] R. Janoff-Bulman, Characterological versus behavioral self-blame: inquiries into depression and rape, Journal of Personality and Social Psychology, 1979.

[viii] dr. R.S.B Kool, Tekst & Commentaar, inleidende opmerkingen bij: wetboek van Strafrecht, titel XIV misdrijven tegen de zeden, onder 1b, Deventer: Kluwer, 2016.

[ix] dr. R.S.B Kool, Tekst & Commentaar, inleidende opmerkingen bij: wetboek van Strafrecht, titel XIV misdrijven tegen de zeden, onder 2, Deventer: Kluwer, 2016.

[x] ECLI:NL:GSHE:2016:5683.

mr. J. De Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer, 2015, p 361-371.

dr. R.S.B Kool, Tekst & Commentaar, inleidende opmerkingen bij: wetboek van Strafrecht, titel XIV misdrijven tegen de zeden, onder 2, Deventer: Kluwer, 2016.

[xi]  EHRM 28 oktober 2003, 3972/98, (M.C./Bulgarije).

dr. R.S.B Kool, Tekst& Commentaar Strafrecht, commentaar op art 242 Sr, onder 1, Deventer: Kluwer: 2016.

[xii] ECLI:NL:GHAMS:2015:3015.

[xiii] ECLI:NL:PHR:2017:624 en ECLI:NL:HR:2017:130.1

[xiv] Noyon/Langemeijer & Remmelink, Wetboek van Strafrecht, 1 Geweld en bedreiging met geweld bij: Wetboek van Strafrecht, Artikel 242 [Verkrachting].

[xv] Rb. Utrecht 20 januari 2009, LJN BH0360.

[xvi] Hof ’s-Hertogenbosch 5 augustus 2010, LJN BO1456.

[xvii] ECLI:NL:GHAMS:2015:3015

[xviii] ECLI:NL:RBOBR:2015:4670

[xix] ECLI:NL:GHSGB:2007:BB7107

[xx] Seksueel geweld: zedenmisdrijven, wat is een informatief gesprek? www.politie.nl, laatst geraadpleegd 16 september 2017.

[xxi] Seksueel geweld: zedenmisdrijven, wat is het doel van het informatief gesprek? www.politie.nl, laatst geraadpleegd 16 september 2017.


Heimelijk filmen met een seksuele strekking
04dec

Heimelijk filmen met een seksuele strekking

Door Sophie van Onck Heimelijk filmen met een seksuele strekking De afgelopen jaren zijn er steeds meer strafzaken geweest over...

White collar crime
14aug

White collar crime

Door Ivar Boschma Misdadigers zijn niet altijd louche, ongeschoren mannen van middelbare leeftijd. Ze zijn niet allemaal gezegend met...

Reacties

Log in om de reacties te lezen en te plaatsen