Column: 'Gaat veiligheid aan justitie vooraf?'
Geschreven door: Ronald Knegt
Strafrecht is al enkele eeuwen hét domein waarin het vraagstuk van een afweging van individuele vrijheden en veiligheid aan de orde is. Dit betekent natuurlijk niet dat het strafrecht het monopolie heeft als het gaat om veiligheid.1,2 Zowel het bestuursrecht als het civiele recht hebben het afgelopen decennium handvatten gekregen om de veiligheid mede te waarborgen.
Sociaal psycholoog Dr. Hans Boutellier schreef in 2010 dat: ‘Een soms obsessieve, maar desalniettemin reële behoefte aan ´veiligheid’ heeft zich meester gemaakt van de Nederlandse cultuur, tot verbijstering van de van oudsher behoedzame strafrechtelijke wereld. [..] Zwembaden, scholen, het openbaar vervoer en de straat zijn geen rustig bezit meer van burgers, maar zijn risicovolle plekken geworden.’ 3
Volgens Bouttellier neemt het strafrecht een belangrijke positie in. In Nederland ontstond lange tijd het beeld van strafrecht als ultimum remedium. De overheid mocht slechts optreden, indien alle andere middelen ter repressie niets hadden opgeleverd. Daarbij moet worden gedacht aan sociale controle, zelfcorrectie en het bestuursrecht. Het strafrecht werd slechts ingezet als uiterste middel. Boutellier vindt steun in het artikel dat J. Creins4 over deze materie schreef.5 Creins schreef dat ‘de in de toepassing van het strafrecht besloten liggende gedachte van subsidiariteit […] in die zin reeds aan het gehele strafrecht vooraf gaat (toev. red)’.
Toch laat de praktijk een ander beeld zien. Om met de woorden van Hans Boutellier te spreken: ‘de onrust omtrent veiligheid leidt tot een roep om meer strafrechtelijke repressie. Tegenover het geweld van de straat eist men navenant geweld van de staat.’ 6 Het is dan ook bijzonder om te zien hoe de trend die Boutellier schetst, doorzet naar de politieke arena. De Minister van Justitie ging vanaf het Kabinet Rutte I Minister van Veiligheid en Justitie heten.7 Het is mijns inziens heel bewust dat Veiligheid voor Justitie geplaatst is. Steeds meer overheidsingrijpen is gericht op het waarborgen van deze veiligheid en pas later op de rechterlijke toetsing: justitie.
27 november 2015 werd met veel tromgeroffel de voorstellen van de Minister van Veiligheid en Justitie gepresenteerd, de vier wetsvoorstellen omvatten als doel een ‘integrale aanpak van jihadisme’. Een aantal punten uit het plan: de overheid kan een meldplicht, gebiedsverbod of een contractverbod opleggen op gronden van gedragingen, die in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten. Daarnaast zullen paspoorten en identiteitskaarten automatisch gaan vervallen van personen die reizen naar jihadgebieden. Het derde voorstel was om zonder voorafgaande strafrechtelijke veroordeling het Nederlanderschap in te trekken van jihadisten met een dubbele nationaliteit.
De Minister geeft mijns inziens daarvan blijk van onvoldoende kennis van de scheiding der machten. Iemand is pas verdachte-af, zodra zijn onschuld succesvol is weerlegd bij de strafrechter. De rechter dient deze toets te doen en niet de Minister van Veiligheid en Justitie. Laatste voorstel van deze ‘integrale aanpak van jihadisme’ is de mogelijkheid die voor het Openbaar Ministerie en de politie wordt gecreëerd om op afstand heimelijk onderzoek in computers van criminelen te doen, gegevens te kopiëren of deze ontoegankelijk te maken.8
Op 2 December 2015 las ik in het Financieel Dagblad dat de Minister van Veiligheid en Justitie het beroepsgeheim van advocaten inperkt. De Minister zou daarmee tegemoet komen aan de klacht van met name het Openbaar Ministerie dat het verschoningsrecht in sommige gevallen op oneigenlijke wijze gebruikt wordt en daarmee de bestrijding van de criminaliteit in de weg zit.9
Fractievoorzitter Halbe Zijlstra van de VVD vindt dat mensen die zich hebben aangesloten bij IS, al-Quaida […] moeten worden aangepakt met oorlogsrecht. Andere partijen zagen het plan niet zitten en dus verdween het plan in de prullenmand zou je zeggen.10 Echter, op 9 december 2015 gaf Minister Van der Steur aan dat de invoering van het oorlogsrecht voor teruggekeerde jihadisten een goed idee zou zijn en onderzocht moet worden.
Volgens de Minister van Veiligheid en Justitie biedt het oorlogsrecht meer mogelijkheden dan het commune strafrecht. Het is volgens de Minister lastig om wettig en overtuigend bewijs te verzamelen. De eisen voor het wettig en overtuigend bewijs liggen in het oorlogsrecht lager. Dat maakt het makkelijker om jihadisten aan te pakken.
Prof. mr. Cleiren stelt dat aan de formele wetgever het primaat toekomt om veiligheid en privacy te wegen en het resultaat daarvan in abstracto in wetgeving neer te leggen. De wet vormt dus steeds de basis én de begrenzing voor de toepassing van het strafrecht. Maar wat nu als veiligheid en privacy steeds meer voor justitie geplaatst worden?11
Dat er zorgen zijn over deze ontwikkeling zagen we nogmaals aan het begin van 2015 toen R.J. de Weijs en T. Reker schreven over het civiele recht als ultimum remedium naar aanleiding van de stelling die zij betrokken over de opmars van het strafrecht in het faillissementsrecht.12 Zij stellen dat daarbij schuldeiserbenadelende handelingen, die met fraude niets te maken hebben, ten onrechte toch binnen het bereik van het strafrecht komen.
C.R.M. Versteegh beschreef in 2014 dat de als maar groter wordende aandacht voor terrorisme vanuit het Europese recht vaak niet door de beugel kan. Hiervoor haalde hij diverse uitspraken aan, waarin sprake was van terrorismeverdachten die in hun vrijheid of privacy werden beperkt.13
Deze Europese uitspraken bieden volgens Versteegh rechtswaarborgen aan de verdachte en laten geen ruimte voor de ‘ticking bomb’ theorie.14 Hij roept dan ook op voor terughoudendheid. De veiligheidsdiensten in de Verenigde Staten kregen na 11 september 2001 een vrijbrief voor veel opsporingsbevoegdheden en de rechterlijke toetsing verdween daar naar de achtergrond.
In Nederland zien we met steeds meer wetsvoorstellen dat justitie, met name het kunnen toetsen van het handelen van overheidshandelen, het steeds meer aflegt tegen veiligheid. Veiligheid gaat bij het Ministerie niet voor niks aan Justitie vooraf en dat vind ik een zorgelijke ontwikkeling.
--------------- Eindnoten
1. C.P.M. Cleiren, ‘Zorgen voor morgen. Bescherming van privacy in het strafrecht in een veranderend veiligheidslandschap’, Strafblad 2009- 02, p. 112-121. 2. Zie voor een uitgebreide beschouwing over deze ontwikkeling op het terrein van de strafrechtelijk rechtshandhaving in brede zin C.P.M. Cleiren, “Erosie of veredeling? Verschuivingen in het landschap van de strafrechtelijke rechtshandhaving”, in T. Barkhuysen e.a. (red.), Recht realiseren, Bijdragen rond het thema adequate naleving van rechtsregels, Deventer: Kluwer 2005. 3. Dr. Hans Boutellier is sociaal psycholoog en onder andere verbonden aan de afdeling strafrecht en criminologie van de Vrije Universiteit. 4. Jan Crijns (1978) is vanaf september 2012 als hoogleraar strafen strafprocesrecht werkzaam bij het Instituut voor Strafrecht & Criminologie van de Universiteit Leiden. 5. J. Crijns, ‘Strafrecht als ultimum remedium. Levend leidmotief of archaïsch desideratum?’, AA 2012, p. 11-18(afl. 1). 6. Hans Bouttellier, ‘Veiligheid kan niet alleen met strafrecht worden afgedwongen’, NRC 11 januari 2010. 7. ‘Rutte klaar met eerste ronde Ministers’, NOS 8 oktober 201. Geraadpleegd 22 december 2015. 8. Via Rijksoverheid.nl: ‘antiterrorismewetgeving naar de Tweede Kamer’, geraadpleegd 27 november 2015. 9. J. Piersma, Minister perkt beroepsgeheim advocaat in, Financieel Dagblad, 2 december 2015. 10. ‘VVD: Jihadisten onder oorlogsrecht’, NOS 14 januari 2015. 11. C.P.M. Cleiren, ‘Zorgen voor morgen Bescherming van privacy in het strafrecht in een veranderend veiligheidslandschap’, Strafblad 2009-02, p. 114. 12. R.J. de Weijs & T. Reker, MvV 2014, p. 325-332 (afl. 12). 13. EHvJ Gerecht Eerste Aanleg, zaak T-306/01 (Kadi), 2005, ECR II- 3533 en zaak T-315/0, 2005, ECR II-3649, (Yusuf), (Ahmed Ali Yusuf & Barakaat International Foundation vs. de Raad en de Commissie), zaak T-306/01 Gerecht van eerste Aanleg, 2001 en (Yassin Abdullah Kadi vs. de Raad en de Commissie), zaak T-315/01, Gerecht van eerste Aanleg. 14. C.R.M. Versteegh , NJB 2014/2265 (afl. 44/45, p. 3133-3139).
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen