Bewaarplicht telecomgegevens: wel belangrijk, maar niet ten koste van privacy
Geschreven door: Maryna Kazlova
Op 8 april 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie de Europese richtlijn ongeldig verklaard waarop de Nederlandse Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens was gebaseerd.[1] Als gevolg daarvan heeft de kortgedingrechter in Den Haag op 11 maart 2015 de Nederlandse wet per direct buiten werking gesteld.[2] Het kort geding tegen de staat was aangespannen door Privacy First, de Nederlandse Vereniging van Journalisten, het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en enkele kleinere telecomproviders.
In zijn vonnis heeft de kortgedingrechter een afweging gemaakt tussen het beginsel van effectieve bestrijding van zware criminaliteit, het recht op eerbiediging van privéleven en de bescherming van persoonsgegevens. Deze afweging is niet in het voordeel van de bewaarplicht gevallen. Volgens de rechter maakte de wet inbreuk op privacy, waarbij de inbreuk niet tot het strikt noodzakelijke was beperkt. Ook het ontbreken van een rechterlijke toetsing vóór het opvragen van opgeslagen gegevens heeft bij de rechter de nodige twijfels opgeroepen. Daarom was de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens volgens de rechter in strijd met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De wet verplichtte telecomproviders de verkeers- en locatiegegevens van hun gebruikers op te slaan. Als gevolg van de buitenwerkingstelling zijn telecomproviders nu niet langer verplicht om gegevens op te slaan. Wel mogen providers nog uit eigen beweging gegevens bewaren die voor hun eigen dienstverlening noodzakelijk zijn. Deze gegevens kunnen te allen tijde door de opsporingsdiensten op grond van de Wet bevoegdheden vorderen gegevens worden opgevraagd.
Toch ligt er inmiddels een wetsvoorstel Dataretentie.[3] In de brief aan de Tweede Kamer benadrukt het kabinet het grote belang van de bewaarplicht voor de opsporing en vervolging van zware misdrijven.[4] Ook de Raad voor de Rechtspraak onderschrijft het belang van dataretentie. Wel benadrukt de Raad voor de Rechtspraak dat voorafgaande rechterlijke toetsing noodzakelijk is om het recht op privacy te kunnen waarborgen.[5]
Het kabinet is van plan om door enkele regels aan te scherpen de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens in overeenstemming te brengen met de uitspraak van het Europese Hof.[6] Dat is geen slecht idee, aangezien de Europse Commissie niet met een nieuw wetsvoorstel over dataretentie komt.[7] Dat betekent namelijk dat de Europese Unie het aan de lidstaten laat om over de bewaarplicht te beslissen. Kennelijk bestaat er toch het besef dat het vorderen van gegevens - gelet op het toenemende belang van elektronische communicatiemiddelen – een onmisbaar instrument is bij strafonderzoeken.
[1] HvJ EU 8 april 2014, gevoegde zaken C-293/12 en C-594/12 (Digital Rights Ireland en Seitlinger e.a.).
[2] Rb. Den Haag 11 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:2498.
[3] Bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 33542, nr. 16.
[4] ‘Kabinet wijzigt regels dataretentie na uitspraak hof', Rijksoverheid 18 november 2014, Rijksoverheid.nl.
[5] Bijlage bij Kamerstukken II 2014/15, 33542, nr. 16.
[6] Kamerstukken II 2014/15, 33542, nr. 16, p. 7-8 (Kamerbrief met kabinetsreactie op ongeldigverklaring richtlijn dataretentie).
[7] 'Europa laat lidstaten zelf beslissen over bewaarplicht', Nu 13 maart 2015, Nu.nl.
Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen