Klachtdelicten: effectieve slachtofferbescherming of onnodige vervolgingsbarrière?

Het Openbaar Ministerie heeft de bevoegdheid om tot vervolging over te gaan en is vrij in deze keuze.[1] Deze vervolgingsbevoegdheid lijkt sterk verankerd in de wet, maar is niet zonder grenzen. In sommige gevallen kan het OM gedwongen worden tot vervolging op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, terwijl in andere situaties vervolging juist expliciet verboden is.[2] De meeste van deze gevallen zijn eenvoudig te verklaren. Zo kunnen kinderen die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt niet worden vervolgd omdat ze simpelweg te jong zijn om gestraft te worden.[3] Toch bestaat er ook een erg opvallend voorbeeld van een vervolgingsverbod: de klachtdelicten. Bij dit type delicten is strafvervolging alleen toegestaan indien het slachtoffer een klacht indient bij de politie. En zelfs klachtdelicten hebben een bijzondere variant. Bij relatieve klachtdelicten is vervolging in beginsel toegestaan, maar wanneer het slachtoffer en de verdachte een bepaalde relatie met elkaar hebben, is vervolging uitgesloten, tenzij het slachtoffer een klacht indient. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie volledig afhankelijk is van een klacht van het slachtoffer, zelfs wanneer er onbetwistbaar bewijs bestaat van de schuld van de verdachte. Deze regeling roept de vraag op: beschermen klachtdelicten het slachtoffer daadwerkelijk, of vormen zij een onnodige belemmering voor een effectieve strafvervolging?
De rol van het slachtoffer
De grootste reden voor het bestaan van klachtdelicten is het feit dat het slachtoffer ernstige bezwaren kan hebben tegen de vervolging van de verdachte.[4] In Amerika werden in 2010 slechts 38% van de geweldsdelicten gepleegd door iemand die niet bekend was voor de verdachte.[5] In Nederland zal deze situatie vergelijkbaar zijn bij veel soorten delicten. Wanneer het slachtoffer de verdachte persoonlijk kent, kan het in veel gevallen wenselijker zijn om een conflict zelfstandig op te lossen, zonder invloed van justitie. Een slachtoffer wil de dader niet in alle gevallen bestraft zien worden. Daarnaast kan het in bepaalde situaties het slachtoffer zelfs enorm schaden als de verdachte wordt vervolgd, zeker als dit een familielid is. Zo kan het slachtoffer in veel situaties (financieel) afhankelijk zijn van de verdachte, of simpelweg een positieve band met de verdachte hebben.
De Memorie van Toelichting van het originele Wetboek van Strafrecht spreekt dan ook van ‘de mogelijkheid dat het bijzonder belang grooter nadeel lijdt door het instellen dan het openbaar belang door het niet-instellen der strafsanctie’.[6] Het belang van het slachtoffer werd in bepaalde situaties dus al in de 19e eeuw zwaarder gewogen dan het algemeen belang van strafvervolging. Het bestaan van klachtdelicten is daarvan een logisch gevolg. De wetgever heeft met het maken van klachtdelicten dan ook zorgvuldig besloten voor welke delicten wel en geen klacht vereist moet zijn.[7] Zo zijn delicten zoals belediging en belaging veel persoonlijker dan vernieling of brandstichting.
Averechtse werking
Hoewel klachtdelicten op het eerste oog niets anders doen dan het belang van het slachtoffer dienen, zijn er situaties waarin de onmogelijkheid van vervolging het slachtoffersbelang juist schaadt. Zo was in de zaak X en Y tegen Nederland een gehandicapte minderjarig slachtoffer van seksueel misbruik niet zelf in staat een klacht in te dienen.[8] Toen haar vader een klacht probeerde in te dienen werd dit geweigerd, omdat hij niet het daadwerkelijke slachtoffer was. Hierdoor ontstond een feitelijke onmogelijkheid om de verdachte te vervolgen. Hoewel deze specifieke situatie met de introductie van een wettelijke vertegenwoordiger die de klacht kan indienen niet langer een probleem zal zijn, dient het wel als een praktijkvoorbeeld van hoe een wettelijk vervolgingsverbod gevaarlijk kan zijn.
Daarnaast zijn er situaties denkbaar waar het slachtoffer de verdachte wel veroordeeld wil hebben, maar waar het slachtoffer om een bepaalde reden de stap om een klacht in te dienen niet wil maken. Zo kan het slachtoffer onder druk staan van de verdachte, en het daarom niet durven om een klacht in te dienen. Doordat het slachtoffer deze onmisbare stap moet maken, kan een strafproces soms toch onnodig vastlopen.
Een derde probleem kan zijn dat het slachtoffer zich helemaal niet bewust is dat zijn klacht vereist is voor een vervolging van de verdachte. Een slachtoffer kan aangifte gedaan hebben, en verder weinig met het proces te maken (willen) hebben. Vervolgens kan blijken dat de enkele aangifte niet voldoende is, en dat er een bedoeling om tot vervolging te verzoeken moet blijken uit de verklaring van het slachtoffer.[9] Toch kan bij het ontbreken van een expliciet verzoek de bedoeling wel uit andere feiten en omstandigheden blijken, maar dit wordt niet te snel aangenomen[10] In de praktijk zal een verdachte over dit probleem vaak wel worden geïnformeerd, maar uit de jurisprudentie blijken ook zeker gevallen waar dit fout ging.[11] Een slachtoffer heeft een stuk minder kennis over het recht dan het Openbaar Ministerie, dus wanneer de verantwoordelijkheid om een vervolging toe te laten bij het slachtoffer ligt, kan hij hierin altijd fouten maken, en kan dit voor hemzelf desastreuze gevolgen hebben.
Conclusie
Kortom, het bestaan van klachtdelicten is één grote belangenafweging. Door de verantwoordelijkheid om tot vervolging te verzoeken bij de verdachte neer te leggen, wordt bij sommige delicten het algemeen belang van strafvordering opzij gezet voor het individuele belang van het slachtoffer. Toch wordt het belang van het slachtoffer hiermee niet altijd behartigd. Het slachtoffer is niet altijd in staat om de verantwoordelijkheid om een klacht in te dienen te dragen, terwijl vervolging wel wenselijk kan zijn voor dit slachtoffer. Toch bestaan er in deze situaties genoeg beschermende maatregelen om ervoor te zorgen dat de klacht in bijna alle gevallen makkelijk in te dienen is. Daarom is het systeem van het klachtrecht uiteindelijk een positieve invloed op het strafrecht. Het werkt misschien niet helemaal perfect, maar dat is ook het kenmerkende aan recht.
Bibliografie
[1] Art. 167 en 242 Sv
[2] B.F. Keulen en G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2020.
[3] Art. 486 Sv
[4] K. Lindenberg en H.D. Wolswijk, Het materiële strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2021.
[5] Erika Harrell, ‘Violent Victimization Commited by Strangers 1993-2010’, U.S. Department of Justice, december 2012.
[6] J.W. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, University of Groningen, Haarlem 1891.
[7] K. Lindenberg en H.D. Wolswijk, Het materiële strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2021.
[8] EHRM maart 1985, nr. 8978/80 (X en Y tegen Nederland).
[9] HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1198, NJ 2016/346.
[10] HR 10 januari 2023, ECLI:HR:NL:2023:13, NJ 2023/45.
[11] HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1198, NJ 2016/346.

Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen